H3 Grammatica woordsoorten - wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Welkom
Stap 1: Leg het huiswerk open op tafel (blz.38)
Stap 2: Log in op LessonUp met eigen naam. Vul de code in (links onderin).
Stap 3: Lezen in leesboek.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom
Stap 1: Leg het huiswerk open op tafel (blz.38)
Stap 2: Log in op LessonUp met eigen naam. Vul de code in (links onderin).
Stap 3: Lezen in leesboek.
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Nakijken
Terugblikken op vorige les (korte herhaling)
Leerdoelen
Instructie wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken huiswerk
Je kijkt zelf na.
Je kijkt na in stilte.
Je verbetert de antwoorden direct! (ernaast)
timer
1:00
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik
Alle woordsoorten kort herhaald.
Lidwoord HET kan ook een zelfstandig naamwoord zijn.
Verschil persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar zijn feestje?
A
persoonlijk
B
bezittelijk
Slide 5 - Quizvraag
Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt ons niets verteld.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
Slide 6 - Quizvraag
Zijn pen doet het niet.
Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 7 - Quizvraag
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Geen idee, jullie kunnen een bioscoopbon geven.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Quizvraag
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Oké, dat is dan ons cadeau voor jou.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 9 - Quizvraag
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Zullen we dan met z'n drieën naar de film gaan?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 10 - Quizvraag
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Ja, goed! Met jullie erbij is het altijd gezellig
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Leerdoelen
Ik kan het verschil benoemen tussen wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Ik kan een voorbeeld noemen bij wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Ik kan in de zin herkennen of het gaat om een persoonlijk voornaamwoord of een wederkerend voornaamwoord.
Slide 12 - Tekstslide
Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev.
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv.
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich)
derde persoon
zich
zij schamen zich
Slide 13 - Tekstslide
Wederkerende voornaamwoorden
Persoonlijk
Wederkerend
ik
me/mij
jij/je
je
hij/zij/het
zich
wij
ons
jullie
je/jullie
zij
zich
Verschil persoonlijk vnw en wederkerend vnw
Slide 14 - Tekstslide
Wederkerende voornaamwoorden
Persoonlijk
Wederkerend
ik
me/mij
jij/je
je
hij/zij/het
zich
wij
ons
jullie
je/jullie
zij
zich
'Ik schaam me.'
Hij verveelt zich.
Slide 15 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
(wedig.vnw)
Het wederkerig voornaamwoord lijkt op het wederkerend voornaamwoord, maar het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meerdere mensen, voorbeeld woorden:
Elkaar, elkander, mekaar.
Slide 16 - Tekstslide
Wederkerig voornaamwoord
voorbeelden:
- De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.
- Zij vinden elkaar hartstikke leuk.
- Zij zijn aan elkander gewaagd.
- Wij moeten met mekaar samenwerken.
Slide 17 - Tekstslide
Even oefenen
Slide 18 - Tekstslide
Schaam je je niet?
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 19 - Quizvraag
Hij wast zich.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 20 - Quizvraag
Zij kunnen niet van elkaar afblijven.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 21 - Quizvraag
Het team zorgt goed voor mekaar.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 22 - Quizvraag
Ik besef me dat ik weleens een fout maak.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 23 - Quizvraag
Versprak jij je tijdens uw toespraak?
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 24 - Quizvraag
Aan het werk
Wat?
Opdracht 13 t/m 16 (blz.41)
Hoe?
10 minuten ZS
Vragen stellen tijdens rondes lopen
overige tijd ZF
Nabespreken/vragen
Slide 25 - Tekstslide
Afsluiting les
Schrijf twee voorbeelden op van een wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.