Grammatica zinsdelen: alles herhalen les 2

Grammatica zinsdelen
Alles herhalen
pv, ow, wg en lv
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen
Alles herhalen
pv, ow, wg en lv

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
aan het einde van de les hebben we de opdracht van Google Forma besproken en nog een keer extra geoefend met het lijdend voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Raadsel
Het is wel in een jaar maar niet in een eeuw. Steeds in een maand maar nooit in de week. Wel in een dag maar niet in een uur.

Wat is dat?

Slide 3 - Tekstslide

Oefentoets bespreken
  • Oefentoets van Socrative bespreken
  • Lastige zinnen bespreken

Slide 4 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit hoe jij een zin in zinsdelen verdeelt.

Slide 5 - Open vraag

Zin verdelen in zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Zet een streepje voor en achter de persoonsvorm
  3. Voor de persoonsvorm zet je geen streepjes meer. Dit is één zinsdeel.

Mijn neef Marinus gaat dit jaar  aan de Universiteit van Amsterdam studeren.

Slide 6 - Tekstslide

Zin verdelen in zinsdelen
4. Kijk welk woord/welke woorden bij elkaar horen EN voor de persoonsvorm passen.  (let op: meerdere werkwoorden naast elkaar = één zinsdeel)
5. Hussel de zin om te kijken of je streepje klopt

Mijn neef Marinus / gaat / dit jaar aan / de Universiteit  /van Amsterdam /studeren.  NIET GOED, want:
Dit jaar aan / gaat / mijn neef Marinus / studeren / de Universiteit /van Amsterdam. KLINKT NIET GOED!


Slide 7 - Tekstslide

Zin verdelen in zinsdelen

Mijn neef Marinus gaat dit jaar aan de Universiteit  van Amsterdam studeren.

Slide 8 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen.

"Deze winter zal ons vakantiehuisje door de plaatselijke aannemer worden opgeknapt."

Slide 9 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

"Wie wil mijn tante helpen met de tomatensoep?"

Slide 10 - Open vraag

Vertel in je eigen woorden hoe jij een lijdend voorwerp probeert te vinden in een zin.

Slide 11 - Open vraag

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?
1. Zoek de persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2. Kijk welke zinsdelen je overhoudt.
3. Welke zinsdelen beginnen met een voorzetsel? Streep die weg!
4. Stel de vraag: wie/wat + pv + ow + wg
Antwoord op je vraag is een persoon (wie) of ding (wat).

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Mijn broertje /  heeft  / in de keuken /  stroopwafels / gevonden.

pv = heeft
ow = mijn broertje
wg = heeft gevonden
lv = ...

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
De buurvrouw / loopt / in haar tuinbroek / naar de schuur.

pv = loopt
ow = de buurvrouw
wg = loopt
lv = ...

Slide 14 - Tekstslide

Ontleed deze zin: pv, ow, wg en lv.

"De wiskundedocent bespreekt in zijn lokaal lastige wiskundesommen op het bord."

Slide 15 - Open vraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
OW
PV
WG
Overige zinsdelen
LV
hangjongeren
hebben
veel problemen
veroorzaakt.
Afgelopen zomer

Slide 16 - Sleepvraag

Huiswerk voor de volgende les
Huiswerk voor morgen: opdracht maken via Google Forms (zie link in SOMtoday). De opdracht staat daar ook beschreven.

Slide 17 - Tekstslide