T1 - Oefentoets 3.5, 3.7 en 3.8

T1 - Oefentoets 3.5, 3.7 en 3.8
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

T1 - Oefentoets 3.5, 3.7 en 3.8

Slide 1 - Tekstslide

3.5 woorden
betekenis moeilijke woorden
tegenstelling

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de betekenis van

extreem
A
doeltreffend, met de bedoelde uitwerking
B
stralend glimlachen
C
ondertussen
D
heel erg, uitzonderlijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord:

Nerveus
A
de angst
B
waar je bang van wordt
C
zenuwachtig
D
zo gauw als

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?

Uniek
A
Zonder erbij na te denken
B
zorgen dat iets niet gebeurt
C
waar je bang van wordt
D
uitzonderlijk

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?

Zodra
A
De reden, de oorzaak
B
zo gauw als
C
sterk, hecht
D
toch, namelijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord?

De fobie
A
De ziekelijke angst
B
zenuwachtig
C
vereerd, trots
D
de angst

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord.

Inspecteren
A
zoals het in je opkomt
B
kijken of het klopt, controleren
C
waar je bang van wordt
D
stralend glimlachen

Slide 8 - Quizvraag

Tegenstelling

Slide 9 - Woordweb

Geef de tegenstelling van het woord:

snel

Slide 10 - Open vraag

3.7 Grammatica
persoonsvorm
zinsdeelstrepen
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de volgorde die je gebruikt als je een zin gaat ontleden in zinsdelen?

Slide 12 - Open vraag

Ontleed de zin. zet zinsdeelstrepen. benoem pv, wg, o, lv

De man met de hond heeft mij de brief gegeven.

Slide 13 - Open vraag

Ontleed de zin. zet zinsdeelstrepen. benoem pv, wg, o, lv

De man met de hond heeft mij de brief gegeven.

Slide 14 - Open vraag

Ontleed de zin. zet zinsdeelstrepen. benoem pv, wg, o, lv


Slide 15 - Open vraag

Ontleed de zin. zet zinsdeelstrepen. benoem pv, wg, o, lv


Slide 16 - Open vraag

Ontleed de zin. zet zinsdeelstrepen. benoem pv, wg, o, lv

Aan mij werd het antwoord gevraagd.

Slide 17 - Open vraag

3.8 Spelling
Verleden tijd van sterke werkwoorden
meervoud zelfstandige naamwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 19 - Open vraag

Sterke werkwoorden

Slide 20 - Woordweb

De leerlingen (vergeten) de blaadjes op te ruimen. VT

Slide 21 - Open vraag

De belangrijkste speler (ontbreken) in het team. VT

Slide 22 - Open vraag

Jij (beginnen) met de opdracht. VT

Slide 23 - Open vraag

In de finale (blijken) de man onverslaanbaar. VT

Slide 24 - Open vraag