3.3 Een productie voorbereiden

3.3 Een productie voorbereiden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

3.3 Een productie voorbereiden

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen
  1. Hebben we geleerd wat een chemische reactie is
  2. Hoe je een chemische reactie in een reactieschema zet
  3. Wat ontleden is
  4. Weet je wat thermolyse, electrolyse en fotolyse is. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
  1. Leren we wat een productieproces is. 
  2. Leren we dat stoffen in een bepaalde verhouding met elkaar reageren.
  3. Leer je wat overmaat is. 

Slide 3 - Tekstslide

Productieproces
1. De manier waarop een product gemaakt wordt.

2. Hoe je een product maakt staat in een
voorschrift. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Productieproces bier.
Hoe brouw je bier?
de gerst laten ontkiemen;
de gerst laten drogen, zodat mout ontstaat;
het mout malen;
het mout vermengen met water;
het mout met water zeven, zodat wort ontstaat;
het wort koken;
het toevoegen van biergist;
het bier laten rusten.

Slide 6 - Tekstslide

Wet van massabehoud
De massa van de beginstoffen is gelijk aan de massa
van de producten die ontstaan. 

Als de beginstoffen in de juiste verhouding worden
gemengd, reageren alle beginstoffen helemaal
op. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

massaverhouding

De verhouding waarin waterstofchloride en ammoniak met elkaar reageren 

Slide 9 - Tekstslide

Overmaat
Bij een verkeerde massaverhouding 
is een beginstof teveel.

De stof die teveel is noem je overmaat.

Overmaat zorgt ervoor dat de stof die ontstaat niet zuiver is. 
Er zit nog beginstof tussen. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat heb je als eerste nodig om een product te maken?

A
beginstoffen
B
fabriek
C
machines
D
voorschrift

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de voorbereiding van een productieproces?
A
Hoeveel producten je wilt maken
B
hoeveel producten je wilt verkopen
C
wat de gevaren zijn van het productieproces
D
welke stoffen je nodig hebt.

Slide 13 - Quizvraag

In de hoogoven reageert koolstofdioxide met koolstof. Er ontstaat koolstofmono-oxide. Wat is het juiste reactieschema?

Slide 14 - Open vraag

Welke stoffen moet je in de juiste massaverhouding bij elkaar doen?
A
de reactieproducten
B
de beginstoffen
C
de beginstoffen en de reactieproducten

Slide 15 - Quizvraag

Wat houd de wet van behoud van massa in?

Slide 16 - Open vraag

Welke stoffen moet je in de juiste massaverhouding bij elkaar doen?
A
de beginstoffen
B
de beginstoffen en de reactieproducten
C
de reactieproducten

Slide 17 - Quizvraag

De massaverhouding waarin stikstof en waterstof reageren, is 28 : 6.
Welke van de volgende massaverhoudingen zijn ook juist?
Kies die massaverhoudingen.
A
56 ton stikstof reageert met 3 ton waterstof
B
84 kg stikstof reageert met 84 kg waterstof
C
28 g waterstof reageert met 6 gram stikstof
D
112 g stikstof reageert met 24 g waterstof

Slide 18 - Quizvraag

Als waterstof en zuurstof met elkaar reageren ontstaat water.
De massaverhouding is: waterstof : zuurstof = 1 : 16.
Bereken hoeveel kg waterstof met 17 kg zuurstof reageert.

Slide 19 - Open vraag

Het gas methaan reageert met zuurstof. Hierbij ontstaan het gas koolstofdioxide en water.
Geef het reactieschema van deze reactie.

Slide 20 - Open vraag

De massaverhouding van de reactie: methaan : zuurstof = 1 : 4
Bereken hoeveel gram zuurstof je nodig hebt als je 23 g methaan verbrandt.

Slide 21 - Open vraag

De massaverhouding waarin waterstofchloride en ammoniak reageren, is
15 : 7.
Je laat 30 gram waterstofchloride reageren met 16 gram ammoniak.
Bereken hoeveel van welke stof in overmaat is.

Slide 22 - Open vraag

IJzer en zwavel reageren met elkaar tot ijzersulfide. De massaverhouding tussen ijzer en zwavel is ijzer : zwavel = 7 : 6
Een fabrikant gebruikt 300 kg ijzer en 200 kg zwavel voor de productie van ijzersulfide. Bereken hoeveel van welke stof in overmaat is.

Slide 23 - Open vraag