serieschakelingen

Serieschakelingen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Serieschakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.  
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serieschakeling.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. Anders gezegd: je kunt er verschillende schakelingen mee maken. In zo’n schakeling kun je altijd één of meer stroomkringen aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Schakelschema's
 Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken (figuur 1). Zo’n tekening noem je een schakelschema.

Slide 4 - Tekstslide

Schakelschema's

Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt.  Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 5 - Tekstslide

Schakelschema
Schakeling in werkelijkheid 

Slide 6 - Tekstslide

schakelingen
De serieschakeling: alle onderdelen zitten achter elkaar.
  • Denk aan een tv-serie. Alle afleveringen volgen elkaar op.
  • Voorbeeld uit het dagelijks leven is een kerstverlichting. 


Slide 7 - Tekstslide

Serieschakeling
Kenmerken
  • Als je 1 lampje los maakt, dan gaat de andere ook automatisch uit.
  • De spanning wordt verdeelt over alle onderdelen.
  • Beide lampjes zitten in dezelfde stroomkring met dezelfde stroomsterkte

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 14 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 16 - Quizvraag



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 17 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 18 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 19 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 20 - Quizvraag

Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 21 - Quizvraag

huiswerk
Maak Paragraaf 3 opdrachten 1 t/m 9 blz 140 -141-142

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.   
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.   
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 23 - Tekstslide