2H 4.3 Schakelingen

4.3 - Schakelingen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.3 - Schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.   
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.   
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. Anders gezegd: je kunt er verschillende schakelingen mee maken. In zo’n schakeling kun je altijd één of meer stroomkringen aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Schakelschema's
Als je iemand wilt uitleggen hoe een bepaalde schakeling in elkaar zit, kun je het best een tekening gebruiken. Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken (figuur 1). Zo’n tekening noem je een schakelschema.

Slide 4 - Tekstslide

Schakelschema's
Schakelschema's
Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. Bij veel proeven staat er een schakelschema in het boek. Soms moet je zelf een schakelschema tekenen. Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 5 - Tekstslide

Schakelschema
Schakeling

Slide 6 - Tekstslide

2 soorten schakelingen
De serieschakeling: alle onderdelen zitten achter elkaar.
  • Denk aan een tv-serie. Alle afleveringen volgen elkaar op. 

De parallelschakeling: Alle onderdelen zitten naast elkaar
  • Denk aan een parallelweg. Er lopen 2 wegen naast elkaar. 

Slide 7 - Tekstslide

Serieschakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan gaat de andere ook automatisch uit.
  • De spanning wordt verdeelt over alle onderdelen.
  • Beide lampjes zitten in dezelfde stroomkring met dezelfde stroomsterkte

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Parallel-
schakeling
  • Als je 1 lampje los maakt, dan blijft het andere lampje gewoon branden.
  • De spanning over beide lampjes is hetzelfde.
  • Elk lampje heeft zijn eigen stroomkring en dus zijn eigen stroomsterkte

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 17 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 19 - Quizvraag



A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 20 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je een....
A
Zekering
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Weerstand

Slide 21 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 22 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 23 - Quizvraag

Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Maak Paragraaf 3 opdrachten 1 t/m 9 blz 142 -143
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide