H4: 4.1 Les 2 en start 4.2

4.1 afronden en start 4.2
Elektriciteit
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.1 afronden en start 4.2
Elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.





Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.






Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.




Stef verbindt een batterij en een lampje met een snoer. Kruis de juiste vewering aan


A
Het lampje brandt, want het snoer vervoert de elektrische energie naar het lampje
B
het lampje brandt, want de batterij is een spanningsbron
C
Het lampje brandt niet, want de stroomkring is niet gesloten
D
Het lampje brandt niet, want de schakelaar ontbreekt

Slide 3 - Quizvraag

de batterij
Snoer
Lampje

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Een stroomkring bestaat minstens uit drie onderdelen.
welke 3 onderdelen zijn zeker nodig voor een werkende gesloten stroomkring?
A
apparaat, batterij, snoeren
B
batterij, schakelaar, snoeren
C
snoeren, apparaat, schakelaar
D
Schakelaar, apparaat, batterij

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Hieronder staan stoffen. Welke stoffen zijn geen geleiders?
A
Aluminium, glas, koper, Staal
B
Glas, koper, PVC, rubber
C
Glas, PVC, Rubber, Papier
D
PVC. Staal, Rubber, Papier

Slide 8 - Quizvraag

Hieronder staan stoffen welke stof is een isolator
A
goud
B
koper
C
lucht
D
water

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar?
A
Een vaste stof is altijd een geleider
B
Sommige metalen zijn betere geleiders dan andere
C
Een schakelaar kan de geleidende verbinding in een stroomkring niet verbreken
D
Stroom loopt even gemakkelijk door alle metalen heen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Maak de zinnenkloppen
De grootheid die aangeeft hoeveel elektrische deeltjes er in een seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen heet de (1). Deze wordt uitgedrukt in de (2). Deze meet je met een (3)
A
Ampere, stroomsterkte stroommeter
B
Stroomsterkte, ampere, voltmeter
C
Ampere, stroomsterkte, volt
D
Stroomsterkte, ampere, stroommeter

Slide 12 - Quizvraag

Vul in
0,125 A =...... mA
300 mA = ..... A
0,0082 A= ...... A

Slide 13 - Open vraag