In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
oefentoets
MEDIA
Slide 1 - Tekstslide
WEL een kenmerk van massamedia
NIET een kenmerk van massamedia
De informatie is openbaar
De communicatie is indirect
De communicatie is eenzijdig
Er is geen persoonlijk contact tussen zender en ontvanger
Er is geen directe feedback
De informatie is geheim
De communicatie is direct
De communicatie is meerzijdig
Er is persoonlijk contact tussen zender en ontvanger
Slide 2 - Sleepvraag
Eenzijdige communicatie
Tweezijdige communicatie
Verbale communicatie
Non- verbale communicatie
Communiceren zonder woorden
Alles wordt met
woorden gezegd
Je kunt direct reageren op een ander
Nieuws luisteren via de radio
Slide 3 - Sleepvraag
Verbale communicatie
Non-Verbale communicatie
Slide 4 - Sleepvraag
Welk kop is het meest objectief?
A
Overvallers krijgen vier maanden
B
Softe straffen voor criminele broers
Slide 5 - Quizvraag
Bekijk de foto. Journalisten bepalen aan de hand van selectiecriteria wat er in het nieuws komt. Wat is hier het selectiecriteria?
A
Actueel
B
Nabijheid
C
Bijzonder of uitzonderlijk
D
Eigen identiteit krant
Slide 6 - Quizvraag
4. De massamedia vervullen verschillende functies. Welke functie vervult afbeelding 1 vooral?
A
de amusementsfunctie
B
de informatiefunctie
C
de reclamefunctie
D
de socialiserende functie
Slide 7 - Quizvraag
4. De massamedia vervullen verschillende functies. Welke functie vervult afbeelding 1 vooral?
A
de amusementsfunctie
B
de informatiefunctie
C
de reclamefunctie
D
de socialiserende functie
Slide 8 - Quizvraag
Welke hoort er niet bij? Journalisten komen aan informatie door:
A
Persbureaus
B
Personen of organisatie
C
Eigen fantasie
D
Zoeken zelf naar nieuws
Slide 9 - Quizvraag
Waar let je op als je wilt weten of het artikel betrouwbaar is?
A
afbeeldingen
B
bron (schrijver/site)
C
titel van het artikel
D
moeilijke woorden
Slide 10 - Quizvraag
Gaat het hier om een vooroordeel, om stereotypering of discriminatie? Sleep de uitspraak & beschrijving naar het juiste vakje!
Vooroordeel
Stereotypering
Discriminatie
Wanneer mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.
Een oordeel hebben over iemand zonder dat je de feiten of die persoon kent.
Een oordeel hebben over een hele groep mensen.
Slide 11 - Sleepvraag
Injectienaaldtheorie
Framingtheorie
Agendatheorie
Theorie van de selectieve perceptie
"De tv bepaalt over welke actuele onderwerpen we praten."
"De tv bepaalt op welke manier we over actuele onderwerpen praten."
"Wanneer iemand iets op tv ziet neemt hij dat een op een over"
"Iedereen kijkt tv vanuit zijn eigen referentiekader."
Slide 12 - Sleepvraag
Sleep belangrijke aspecten van een goede democratie naar de juiste waarden van het Nederlandse mediabeleid.
Persvrijheid
Toegankelijkheid
Kwaliteit
Pluriformiteit
Goede informatie voor iedereen
Verscheidenheid in de media
Vrijheid van meningsuiting
Juiste informatie, goed onderzoek
Regering controleren
Slide 13 - Sleepvraag
Een referentiekader is
A
een persoon die jou aanbeveelt voor een baan
B
een bril waardoor je de werkelijkheid bekijkt
C
een ander woord voor dominante cultuur
D
een ander woord voor je geloof
Slide 14 - Quizvraag
Belangrijke evenementen
Bescherming van de jeugd
Toezicht en handhaving
Commerciële omroep
De Pers
Publieke omroep
Andere media-instellingen
Slide 15 - Sleepvraag
Vrijheid van meningsuiting is een kernwaarde.
A
Dictatuur
B
Democratie
Slide 16 - Quizvraag
Wat is pluriformiteit van de media?
A
Dat er veel verschillende soorten media zijn, met aandacht voor veel verschillende meningen
B
Dat er heel veel media is
C
Dat er veel nieuws wordt uitgezonden
D
Dat er veel buitenlands nieuws wordt getoond
Slide 17 - Quizvraag
Populaire kranten
Kwaliteitskranten
Schrijven sensationeel nieuws
Schrijven vaak ook over bekende Nederlanders
Schrijven vaak over politiek
Schrijven langere zinnen en gebruiken moeilijkere woorden
Slide 18 - Sleepvraag
BNNVARA is een
A
Commerciële omroep
B
Publieke omroep
C
Een commerciële en publieke omroep
D
Een staatsomroep
Slide 19 - Quizvraag
SBS6 heeft vorig jaar ontdekt dat de beveiliging op Schiphol niet deugde. Er werden later vragen hierover gesteld aan de minister. Welke functie voor de democratie heeft de omroep dan?
A
Informatiefunctie
B
Controle waakhondfunctie
C
Socialiserend functie
D
Meningsfunctie
Slide 20 - Quizvraag
Als je een goede journalist wilt zijn dan moet je hoor- en wederhoor toepassen. Wat is dat?
A
Je vermeld je bronnen
B
Je controleert goed beide bronnen
C
Je laat beide partijen aan het woord
D
Je luistert zonder je mening te geven
Slide 21 - Quizvraag
De Volkskrant is een
A
kwaliteitskrant
B
opinietijdschrift
C
populaire krant
D
nieuwstijdschrift
Slide 22 - Quizvraag
Google maakt dus gebruikt van.................. om informatie te ordenen, zodat jouw zoekopdracht het gewenste resultaat oplevert. (vul het ontbrekende woord in)
A
gigabytes
B
robots
C
algoritmes
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het grootste nadeel van filterbubbels?
A
Je ziet enkel berichten die bij jouw mening passen
B
Je vrienden zien jouw foto's soms niet
C
Je ziet vaak dezelfde resultaten met verschillende termen
D
Er zijn geen nadelen
Slide 24 - Quizvraag
Je ontvangt alleen nog informatie die jouw mening bevestigt.
A
Filterbubbel
B
Selectieve Waarnemeing
C
On-demand economie
D
Infotainment
Slide 25 - Quizvraag
Je kiest zelf wat je wilt zien en wilt horen.
A
Filterbubbel
B
Selectieve waarneming
C
Algoritmes
D
On-demand economie
Slide 26 - Quizvraag
Is de Telegraaf een populaire krant of een kwaliteitskrant?
A
Populaire krant
B
Kwaliteitskrant
Slide 27 - Quizvraag
Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is een verschil?
Publieke omroepen:
A
hebben als doel geld te verdienen.
B
krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.
Slide 28 - Quizvraag
Het hoofddoel van een commerciële omroep is:
A
Hoge kijkcijfers
B
Mensen amuseren
C
Mensen informeren
D
Winst
Slide 29 - Quizvraag
Journalisten ontdekken dat Mark Rutte heeft gelogen over nieuwe ziekenhuizen
A
informerende functie
B
controlerende -waakhondfunctie
C
meningsvormende functie
Slide 30 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding... Iedereen ziet er kennelijk wat anders in... Bij welk begrip past dit het best?
A
socialisatie
B
referentiekader
C
objectiviteit
D
manipulatie
Slide 31 - Quizvraag
Wat is geen doel van nepnieuws?
A
Sfeer verzieken
B
Goede doelen steunen
C
Politiek beïnvloeden
D
Mensen oplichten
Slide 32 - Quizvraag
Kijkcijfers zijn belangrijker voor commerciële zenders dan voor publieke omroepen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Infotainment betekent:
A
Amusementsprogramma's
B
Amusement en informatie gecombineerd
C
informatieve en opiniërende programma's gecombineerd
D
informatie en educatie gecombineerd
Slide 34 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de injectienaaldtheorie?
A
indoctrinatie - hersenspoelen
B
publieke opinie
C
stereotypes
D
politieke agenda
Slide 35 - Quizvraag
Ik volg het nieuws alleen via insta; zo zie ik tenminste niet al die bullshit.