V5 Th 2 Waarneming en gedrag BS 2 Oog

Thema 2 Waarneming en gedrag



BS2 Het oog
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 2 Waarneming en gedrag



BS2 Het oog

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
Stof 1
B
Stof 2
C
Stof 3
D
Stof 4

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen BS2
  1. Je kunt de delen van het oog beschrijven en hun functie toelichten.
  2. Je kunt de beeldvorming door de ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  3. Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien beschrijven. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van het oog: buitenkant
Bescherming oog door:


Oogkas

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van het oog: buitenkant
Traanvocht beschermt oog
tegen uitdroging en
reinigt ogen


Traanbuis leid naar
neusholte

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Accommoderen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Link

Deze slide heeft geen instructies

lichtbreking door lenzen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

oogafwijking

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees blz: 86 t/m 92 en maak opgave 12 t/m 19

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

hoornvlies
pupil
oogzenuw
blinde vlek
gele vlek
netvlies
vaatvlies
lens
glasachtig lichaam
iris
voorste oogkamer
achterste oogkamer
oogspier
harde oogvlies

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoornvlies bevat veel zenuwuiteinden. Wanneer je de zenuwuiteinden prikkelt, treedt er een reflex op. Welke reflex treedt op?
A
oogreflex
B
knipperreflex
C
kniepeesreflex
D
geen reflex

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom je op de blinde vlek met licht geen impuls kunt opwekken

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke plek in het netvlies zitten de meeste kegeltjes?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de gele vlek een goede plek om veel kegeltjes te hebben?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen bij het oog
  • Bouw van het oog met de diverse onderdelen
  •  Werking van het netvlies: staafjes en kegeltjes en de aansluiting op de hersenen
  • Werking van de lens, het accomoderen (bijziend/verziend)
  • Mechanisme van Daltonisme (kleurenblindheid)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Benoem de nummers: 1, 2 en 10.
A
1=vaatvlies, 2=netvlies, 10=hoornvlies
B
1=hoornvlies, 2=vaatvlies, 10=netvlies
C
1=netvlies, 2=vaatvlies, 10=hoornvlies
D
1= vaatvlies, 2=hoornvlies. 10=netvlies

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde waarlangs het licht gaat?
A
netvlies => glasachtig lichaam => lens => pupil -=>hoornvlies
B
hoornvlies => pupil => lens => glasachtig lichaam => netvlies
C
lens => hoornvlies => pupil => glasachtig lichaam => netvlies
D
glasachtig lichaam => pupil => hoornvlies => netvlies => lens

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Netvlies: gele vlek en blinde vlek

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw en werking netvlies, 87C

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Hyperpolarisatie: er stromen geen positieve Na+ ionen meer naar binnen want Na+ kanalen gesloten
Staafjes - rhodopsine                            

Rhodopsine valt uiteen in retinal en opsine als er licht op valt.
Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt.
Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig
licht nodig om rhodopsine uiteen te laten vallen.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Staafjes - rhodopsine                            
Na belichting wordt rhodopsine weer terug-
gevormd en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.

Nachtblindheid: terugvorming rhodopsine is 
verstoord - duurt langer.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verdeling staafjes en kegeltjes

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beweringen kloppen?
A
Op de blinde vlek zitten alleen maar staafjes.
B
Op de gele vlek zitten alleen maar kegeltjes.
C
Op de blinde vlek zitten geen staafjes en geen kegeltjes.
D
Op de gele vlek zitten alleen maar gele kegeltjes.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

drie typen kegeltjes, 27A2

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kegeltjes worden geprikkeld bij het zien van de kleur geel?
A
De gele kegeltjes
B
De gele en groene kegeltjes
C
De groene, rode en blauwe kegeltjes
D
De rode en groene kegeltjes

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Licht

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenblindheid

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk type zenuwcel heeft de laagste drempelwaarde: Staafjes of Kegeltjes
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stereoscopie
  • De impulsen worden via je oogzenuw naar het gezichtscentrum in de hersenen geleidt. 
  • De oogzenuwen van beide ogen kruisen elkaar midden in de hersenen. Dit noemen we het optisch chiasma. 
  • De informatie van je rechteroog gaat naar je linkergezichtscentrum en vice versa
  • Omdat je 2 ogen hebt krijgen je hersenen 2 verschillende beelden binnen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nog een uitlegvideo over de pupilreflex, accomoderen, oogafwijkingen en stereoscopie

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Diepte zien
Diepte kun je zien doordat je met beide ogen vanuit een iets andere hoek naar een voorwerp kijkt. Daardoor is de projectie op je netvlies iets anders, wat in de hersenen verwerkt wordt tot één beeld, met verwerkt informatie over diepte en afstand.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optisch chiasma, 87C4

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kijkt naar een auto die steeds dichterbij komt. Wat gebeurt er met de accomodatie spier?
A
deze ontspant en wordt dikker
B
deze spant aan en wordt dikker
C
deze ontspant en wordt langer
D
deze spant aan en wordt langer

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nog wat vragen uit oude examens:
Stereoscopie opgave 10

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Link

Deze slide heeft geen instructies