NK 5.3 UL 5.4 1m/h

Alleen een markeerstift op tafel
  • Kijk zelf na of er goed is nagekeken.
  • Lees de vraag en je antwoord als je een vraag dus fout had. 
  • het ik iets fout gerekend, wat wel goed is, omcirkel dan jouw antwoord. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Alleen een markeerstift op tafel
  • Kijk zelf na of er goed is nagekeken.
  • Lees de vraag en je antwoord als je een vraag dus fout had. 
  • het ik iets fout gerekend, wat wel goed is, omcirkel dan jouw antwoord. 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Huiswerk 5.3 zelf nakijken (+ controle)
  • Leerdoelen 5.4
  • uitleg 5.4
  • opdrachten maken 5.4 (wat niet af is = HW)

Slide 2 - Tekstslide

 zelf nakijken 5.3 (blz. 102)
opdracht 1

1 = oorschelp
2 = hamer
3 = gehoorgang
4 = aambeeld
5 = oorsmeerkliertjes



6 = stijgbeugel
7 = venster
8 = gehoorzenuw
9 = slakkenhuis
10 =trommelvlies
11 = trommelholte
12 = buis van Eustachius

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 2

A
1 = keelholte
2 = open
3 = gelijk
4 = slakkenhuis
5 = oorsmeer
                         5                 (2B)
9
6
1
4
3
8
2
7

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 3             Afbeelding 9
1 = wenkbrauw
2 = traanklier
3 = ooglid
4 = harde oogvlies
5 = iris
6 = wimper
7 = pupil
8 = traanbuis
1 = iris                                 Afbeelding 10
2 = pupil
3 = hoornvlies
4 = lens
5 = glasachtig lichaam
6 = vaatvlies
7 = netvlies
8 = harde oogvlies
9 = gele vlek
10 = blinde vlek
11 = oogzenuw
12 = oogspier

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 4 

Slide 6 - Tekstslide

opdracht 5
A = omgekeerd + verkleind
B = A  
C = Sanne is verziend, want ze kan dichtbij niet scherp zien.
D = bolle

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 6

Horen: de weg van geluid (trillingen) en impulsen:
geluid (trillingen) → oorschelp → gehoorgang → trommelvlies → gehoorbeentjes → venster in het slakkenhuis → vloeistof in het slakkenhuis → zintuigcellen worden geprikkeld → impulsen ontstaan → gehoorzenuw → hersenen

Zien: de weg van licht en impulsen:
licht(stralen) → hoornvlies → pupil → lens → glasachtig lichaam → netvlies → zintuigcellen worden geprikkeld → impulsen ontstaan → oogzenuw → hersenen

Pupilreflex:
• weinig licht: grote pupil, meer licht in het oog (beter zien in het halfdonker)
• veel licht: kleine pupil, minder licht in het oog (bescherming tegen fel licht)

Bijziend:
• alleen dichtbij scherp zien
• ooglens te bol of oogbol te lang (het beeld komt vóór het netvlies)
• correctie met holle lenzen

Verziend:
• alleen veraf scherp zien
• ooglens te plat of oogbol te kort (het beeld komt achter het netvlies)
• correctie met bolle lenzen
Horen: de weg van geluid (trillingen) en impulsen:
geluid (trillingen) → oorschelp → gehoorgang → trommelvlies → gehoorbeentjes → venster in het slakkenhuis → vloeistof in het slakkenhuis → zintuigcellen worden geprikkeld → impulsen ontstaan → gehoorzenuw → hersenen

Zien: de weg van licht en impulsen:
licht(stralen) → hoornvlies → pupil → lens → glasachtig lichaam → netvlies → zintuigcellen worden geprikkeld → impulsen ontstaan → oogzenuw → hersenen

Pupilreflex:
• weinig licht: grote pupil, meer licht in het oog (beter zien in het halfdonker)
• veel licht: kleine pupil, minder licht in het oog (bescherming tegen fel licht)

Bijziend:
• alleen dichtbij scherp zien
• ooglens te bol of oogbol te lang (het beeld komt vóór het netvlies)
• correctie met holle lenzen

Verziend:
• alleen veraf scherp zien
• ooglens te plat of oogbol te kort (het beeld komt achter het netvlies)
• correctie met bolle lenzen

Slide 8 - Tekstslide

opdracht 7

A = De muis is op een bepaald moment niet meer te zien.
B = blinde 
 C = gele

Opdracht 8
A = De gehoorgang kan dan verstopt raken. Geluidstrillingen worden dan niet meer goed doorgegeven aan het trommelvlies.

Slide 9 - Tekstslide

B = Bacteriën uit de gehoorgang kunnen dan door het gaatje in de trommelholte terechtkomen en daar ontstekingen veroorzaken.
C = Bacteriën kunnen uit de keelholte via de buis van Eustachius in de trommelholte terechtkomen. Daar kunnen ze dan een oorontsteking veroorzaken.
D = Bij een verstopte buis van Eustachius kan de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies niet gelijk worden. Bij het stijgen of dalen ontstaat dan een groot verschil in luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies. Door een klein gaatje in het trommelvlies blijft de druk aan beide kanten gelijk.

8B = Bacteriën uit de gehoorgang kunnen dan door het gaatje in de trommelholte terechtkomen en daar ontstekingen veroorzaken.

8C = Bacteriën kunnen uit de keelholte via de buis van Eustachius in de trommelholte terechtkomen. Daar kunnen ze dan een oorontsteking veroorzaken.

8D = Bij een verstopte buis van Eustachius kan de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies niet gelijk worden. Bij het stijgen of dalen ontstaat dan een groot verschil in luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies. Door een klein gaatje in het trommelvlies blijft de druk aan beide kanten gelijk.

Slide 10 - Tekstslide

opdracht 9
A = Het beeld van foto 1, want op die foto is het midden van het beeld niet goed. Het beeld van de gele vlek is het centrum van het beeld dat je ziet. (Als je naar iets kijkt, valt het beeld vooral op de gele vlek.)

B = Door het flitslicht en de pupilreflex wordt de pupil kleiner, waardoor er minder licht valt op de bloedvaten. Dan is er minder te zien op de foto en kan de oogarts niet goed beoordelen of de bloedvaten lekken.

Slide 11 - Tekstslide

toch invullen = opdracht 10 
1 = blinde vlek ( kun je niets mee zien)
2 = gele vlek (kun je het scherpst mee zien)

Slide 12 - Tekstslide

Boek dicht op je tafel

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4
  1. Ik kan de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
  2. Ik kan de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.

Slide 14 - Tekstslide

Bouw zenuwstelsel

  • Centrale zenuwstelsel (CZ):      hersenen en ruggenmerg.

  • Zenuwen:
    Verbinden CZ met alle lichaamsdelen.

Slide 15 - Tekstslide

Het ruggenmerg bestaat uit zenuwen

Slide 16 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel

- Even bedenktijd............

- Wat zie je hier gebeuren en hoe lopen de prikkels/ impulsen enz.



Slide 17 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel

  1. Zintuigen vangen de prikkels op.
  2. Zintuigcellen zetten deze om in impulsen. 
  3. Impulsen gaan via de zenuwen naar het ruggenmerg.

Slide 18 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel
4. Impulsen gaan via het ruggenmerg naar de hersenen.
5. De hersenen verwerken de impulsen wat zorgt voor bewustzijn.

Slide 19 - Tekstslide

Werking zenuwstelsel
6.  Nieuwe impulsen gaan via de zenuwen naar de spieren en klieren.
7. De spieren en klieren zorgen voor bepaalde reactie. 
(bewegen en speeksel maken)

Slide 20 - Tekstslide

Het zenuwstelsel heeft dus 2 functies:

  • verwerken van de impulsen die van de zintuigen af komen
  • regelen van de werking van spieren en klieren

Slide 21 - Tekstslide

Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bevat miljoenen  zenuwcellen. 

Elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers

Slide 22 - Tekstslide

Zenuwen
In het lichaam wordt nooit één impuls via één uitloper naar het CZ of naar een spier of klier geleid. 
In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen geleid. 

Slide 23 - Tekstslide

Zenuwen
De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om de zenuw heen ligt ook weer een stevige laag die bescherming biedt. 

Slide 24 - Tekstslide

Ga aan de slag met het maken van:
1 = Maak in je werkboek van 5.4 - opdracht 1  + 5  EN
2 = Maak online van 5.4 - opdracht 2+3+4+6+7+8 



Wat niet af is, wordt automatisch huiswerk voor volgende les!

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelencheck 
Bespreek per tweetal of je onderstaande leerdoelen beheerst: 

 1 = Ik kan de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.
 2 = Ik kan de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.


Klassikaal nabespreken  (m.b.v. spinner)
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Hersenen
Zenuwen
Ruggenmerg

Slide 28 - Sleepvraag

ruggenmerg
wervel
zenuw

Slide 29 - Sleepvraag

Zet de juiste naam bij het juiste onderdeel van een zenuwcel.
Celkern
Cellichaam
Uitlopers

Slide 30 - Sleepvraag

Er komt een prikkel binnen!
zintuigcellen geven impuls door naar hersenen.
De hersenen maken je bewust en maken een besluit.
Een impuls van de hersenen bereikt de spieren. Je reageert!

Slide 31 - Sleepvraag