Les 17 - Grammatica §4 Bijvoeglijk naamwoord

Les 17 - Grammatica §4
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 17 - Grammatica §4
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Hallo 1va
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Nakijken huiswerk
  • Wat weet je al?
  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken § 3 opdr. 1 (blz. 209)

Slide 3 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 209

opdracht 2 
  • 1 Veel kinderen zijn op de avond van 11 november Sint-Maarten aan het vieren.
  • zinsdelen?
  • Veel kinderen / zijn / op de avond van 11 november / Sint-Maarten / aan het vieren.
  • pv 
  • = zijn
  • ow 
  • = Veel kinderen
  • wg
  •  = zijn aan het vieren

Slide 4 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 209

Slide 5 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 209
  • 2 Met hun lampionnen trekken ze langs de huizen op jacht naar snoep of ander lekkers.
  • zinsdelen?
  • Met hun lampionnen / trekken / ze / langs de huizen / op jacht naar snoep of ander lekkers.
  • pv 
  • = trekken
  • ow 
  • = ze
  • wg 
  • = trekken

Slide 6 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 209
  • 3 Bij de voordeur gaan de bedelaartjes voor de bewoners een Sint-Maartensliedje zingen.
  • zinsdelen? 
  • Bij de voordeur / gaan / de bedelaartjes / voor de bewoners / een Sint-Maartensliedje / zingen.
  • pv
  •  = gaan
  • ow
  •  = de bedelaartjes
  • wg
  •  = gaan zingen

Slide 7 - Tekstslide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen
- voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord herkennen

Slide 8 - Tekstslide

§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 209
1 Veel kinderen / zijn / op de avond van 11 november / Sint-Maarten / aan het vieren.
pv = zijn
ow = Veel kinderen
wg = zijn aan het vieren
2 Met hun lampionnen / trekken / ze / langs de huizen / op jacht naar snoep of ander lekkers.
pv = trekken
ow = ze
wg = trekken
3 Bij de voordeur / gaan / de bedelaartjes / voor de bewoners / een Sint-Maartensliedje / zingen.
pv = gaan
ow = de bedelaartjes
wg = gaan zingen
4 Als tegenprestatie / blijken / die / de kinderen / dan / wat snoep, fruit of geld / te geven.
pv = blijken
ow = die
wg = blijken te geven

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Maak een zin met een bijvoeglijk naamwoord van een voltooid of onvoltooid deelwoord op je post-it. 

Ben je klaar dan plak je het op het bord.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen
- voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord herkennen

Slide 11 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
Het bijvoeglijk naamwoord  (bn) zegt iets over het zelfstandig nw. Het kan voor het zn staan, of achter het zn. Vb: het rode huis, het huis is rood.


Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) geeft aan van welke stof iets gemaakt is. Vb: De houten tafel.
De nylon panty

Slide 12 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
Heeft vaak een korte en lange vorm:

bekend- bekende
klef- kleffe
lief - lieve

Slide 13 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
Kent meestal een trap van vergelijking

vb:
duur (stellende trap)
duurder (vergrotende trap)
duurst (overtreffende trap)

Slide 14 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en (koperen, houten)

Maar bij relatief nieuwe bijvoeglijke naamwoorden, vaak afkomstig uit een andere taal niet. (nylon, plastic, suède)


Slide 15 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord
Van een werkwoord kun je soms ook een bijvoeglijk naamwoord maken: 
De gebroken schaal, de beslissende goal, het verwoeste huis 

Slide 16 - Tekstslide

Zelf oefenen
Cursus 5 - Grammatica §4 bijvoeglijk naamwoord
Wat: Maak van § 4 opdr. 1,  3  en 4 (blz. 210-211)
Hoe:  Zelfstandig in je schrift.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met bijvoeglijk naamwoord
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Fijne dag!
Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.

Slide 18 - Tekstslide