4.2 Rekenen met de mol

2.5  De chemische hoeveelheid 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.5  De chemische hoeveelheid 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les

  • Uitleg mol, Avogadro en molaire massa 

  • Oefenen!
  • Afsluiting (reflectie op de doelen)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat in de scheikunde wordt bedoeld met mol
  • Je leert rekenen met massa, mol en aantal moleculen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa
van NH3? (N is stikstof)
Bereken de vraag
Gebruik de afbeelding
A
16,0 u
B
17,0 u
C
18,0 u
D
19,0 u

Slide 4 - Quizvraag

de molecuulmassa van water is
A
16,0 u
B
32,0 u
C
34,0 u
D
18,0 u

Slide 5 - Quizvraag

Terugblik: Atomaire massa eenheid
  • Molecuulmassa gegeven in u (unit)
  • Molecuulmassa = som van de atoommassa's (Binas 99)
  • 1 u = 1,66*10-27 kg = 1,66*10-24 g (Binas 7A)
  • Moleculen zijn zo licht, dat je bij een experiment enorm veel moleculen gebruikt.


Slide 6 - Tekstslide

Hoeveelheid
Kijk naar de volgende plaatjes en bedenk een andere woord voor de hoeveelheid die je ziet!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen van hoeveelheid

  • Paar
  • Dozijn
  • Gros

Een dozijn eieren, kippen, olifanten of wat dan ook, het is altijd een vaste hoeveelheid.

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen van hoeveelheid

  • De mol is ook zo'n vaste hoeveelheid.
  • 1 mol = 6,02*1023 (deeltjes, v.b: moleculen/atomen)
  • = Constante van Avogadro (NA), zie Binas 7A

Dus 1 mol water bestaat uit evenveel moleculen als 1 mol goud!



Slide 12 - Tekstslide

Rekenen van mol naar moleculen





NA = constante van Avogadro (6,02 x 1023) (Binas 7A)

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Bereken hoeveel moleculen aanwezig zijn in 3,0 mol goud.

Antwoord
3,0 mol *  6,02*1023 = 18*1023 moleculen

Denk aan de significantie!

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Bereken hoeveel mol overeenkomt met 4,5*1024 moleculen.

Antwoord
4,5*1024 /  6,02*1023 = 7,5 mol 


Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel moleculen zijn aanwezig in 2,00 mol zwaveldioxide?
A
12,04*10^24
B
1,20*10^24
C
3,32*10^-24
D
3,3*10^-24

Slide 16 - Quizvraag

Molaire massa
  • De molecuulmassa druk je uit in u (1 u = 1,66*10-27 kg)
  • De molaire massa (M) druk je uit in gram per mol (g mol-1)
  • Molecuulmassa en molaire massa zijn gelijk, maar met een andere eenheid.
  • Molecuulmassa H2O = 18,02 u
  • Molaire massa H2O = 18,02 g/mol (Zie ook Binas 98)


Slide 17 - Tekstslide

Blokschema chemisch rekenen








In het blokschema kun je de formules afleiden om van de ene grootheid naar de andere grootheid te rekenen. Leer dit blokschema/formules uit je hoofd!
Het symbool voor de molaire massa is officieel alleen de hoofdletter M. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld 3
Bereken hoeveel mol overeenkomt met 25 gram water.

Antwoord
Molaire massa H2O = 18,015 g/mol
n = m / M
n = 25 g / 18,015 g/mol = 1,4 mol


Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld 4
Bereken hoeveel gram overeenkomt met 0,32 mol stikstof.

Antwoord
Molaire massa N2 = 14,01*2=28,02 g/mol
m = n * M
n = 0,32 mol * 28,02 g/mol = 9,0 g


Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel mol komt overeen met 120 gram ijzer?
A
7,22*10^25
B
2,00*10^-22
C
2,15 mol
D
6,70*10^2 mol

Slide 21 - Quizvraag

Maken
4 HAVO                                                                         
paragraaf 2.5 Opgaven 74, 75, 78 en 79                                      

Klaar? 

Oefenopdrachten op blz 661 tot en met 6            

Slide 22 - Tekstslide