Thema 6, week 1 Les 4 - onderwerp en werkwoord afstemmen
1 / 23
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is ons lesdoel?
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
A
werk
B
werkt
C
werken
Slide 6 - Quizvraag
A
wens
B
wenst
C
wensen
Slide 7 - Quizvraag
A
loei
B
loeit
C
loeien
Slide 8 - Quizvraag
Hij veegt de vloer.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 9 - Quizvraag
Zij wordt binnenkort jarig.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 10 - Quizvraag
Hoor je de sirene?.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 11 - Quizvraag
Welke 3 vormen heeft een werkwoord in de tegenwoordige tijd?
Slide 12 - Open vraag
Hoort je broer de sirene?.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 13 - Quizvraag
De slager slacht een koe.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 14 - Quizvraag
De klassen worden gehalveerd.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 15 - Quizvraag
Het onderwerp is: jullie
Welke vorm hoort bij dit onderwerp?
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 16 - Quizvraag
Het onderwerp is: Marijke
Welke vorm hoort bij dit onderwerp?
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 17 - Quizvraag
Het onderwerp is: ik
Welke vorm hoort bij dit onderwerp?
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 18 - Quizvraag
Het onderwerp is: de dieren
Welke vorm hoort bij dit onderwerp?
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 19 - Quizvraag
Gebruik de ik-vorm van het werkwoord. Schrijf de hele zin op!
Wij pellen de eieren.
Ik ..........................................
Slide 20 - Open vraag
Gebruik de hij-vorm van het werkwoord. Schrijf de hele zin op!
Wij worden niet ziek.
Zij ..........................................
Slide 21 - Open vraag
Gebruik de wij-vorm van het werkwoord. Schrijf de hele zin op!
Hij komt naar school.
Wij ..........................................
