2.5 Woorden

Welkom bij deze les
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • 10 minuten lezen

  • Trakteren

  • LessonUp over H2.5 Woorden (repetitie)

  • Opdrachten van H2.5

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les kennen jullie 15 nieuwe begrippen

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent:

wak
A
kapot schip
B
een moe persoon
C
gat in het ijs
D
stuk droog zand

Slide 4 - Quizvraag

Maak een zin met het
woord: bijdrage

Slide 5 - Woordweb

Welk van deze 4 woorden is GEEN werkwoord?
A
Inleveren
B
Recyclen
C
Besparen
D
Vrijwillig

Slide 6 - Quizvraag

Zoek een foto op internet waaraan jij denkt bij het woord 'ouderwets'.

Slide 7 - Open vraag

milieu
recyclen
duurzaam
laboratorium
iets wat lang goed blijft
uit afval stoffen halen en opnieuw gebruiken
De natuur
Werkplaats voor wetenschappelijk onderzoek

Slide 8 - Sleepvraag

Een steentje bijdragen aan
'Een klein beetje meehelpen'

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin met daarin:

'een steentje bijdragen aan'

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent 'ongedierte'?
A
Kleine dieren
B
Dieren die schadelijke zijn voor bv. gezondheid
C
Schimmel
D
Niet levend dier

Slide 11 - Quizvraag

Ik bewaar dit restje eten, want ik wil niets ___________.
A
Hergebruiken
B
Belasten
C
Besparen
D
Verspillen

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij:

'niet veel verbruikend' of 'spaarzaam'
A
Enerverend
B
Opzadelen
C
Zuinig
D
Bijdrage

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent universele?
A
Over de hele wereld hetzelfde
B
Heel groot
C
Tijdelijk
D
Iets wat alleen digitaal bestaat

Slide 14 - Quizvraag

Online = verbonden met internet

Gegevens = verzamelde informatie

Wijzigen = veranderen

Slide 15 - Tekstslide

Maak een zin met daarin de 3 begrippen: online, gegevens, wijzigen

Slide 16 - Open vraag

Wat is een ondernemer?
A
Iemand met veel kinderen
B
Iemand met een eigen bedrijf
C
Iemand die graag reist
D
Iemand die heel vaak werkt

Slide 17 - Quizvraag

Stelling: een voorvoegsel (on-, her-, non-, enz.) bestaat als los woord?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Welk voorvoegsel gebruik je als je iets opnieuw wil gebruiken?
A
On-
B
Her-
C
Inter-
D
In-

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag 
  • Maak van H2.5 de opdracht 7 t/m 11 vanaf blz 123

Slide 20 - Tekstslide