Leesvaardigheid verwijswoorden signaalwoorden en tekstverbanden

Leesvaardigheid KLAS 4
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid KLAS 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag doen en leren?

Korte herhaling van de lesstof van vorige week

Je weet (weer) wat verwijswoorden zijn 
Je weet (weer) wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn
Je herkent signaalwoorden en de verbanden die ze laten zien



Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën 
Tekstdoelen

Grondig
Zoekend
Overtuigen
Informeren
Activeren
Verkennend
Amuseren

Slide 3 - Sleepvraag

Tekstdoelen:
amuseren 
informeren 
activeren
instrueren
overtuigen
mening geven

Slide 4 - Tekstslide

Tekstsoort
activerende tekst
amuserende tekst
informerende tekst
intruerende tekst
overtuigende tekst
meninggevende
Tekstvorm
reclame
strip
nieuwsbericht
gebruiksaanwijzing
flyer politieke partij
review

Slide 5 - Tekstslide

verwijswoorden
.

Helpen jou om een tekst beter te begrijpen
tekstverbanden 
 signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 7 - Tekstslide

Vul in: deze, die, dit of dat
De taarten ... ze hier bakken, smaken goed

A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

Vul in: hij, haar, het, hem
Tom leefde mee met Sofie toen zij haar mobieltje miste, want ... heeft .... .... teruggegeven.
A
hij, zij, het
B
hij, zij, hem
C
hij, het, haar
D
hij, hem, haar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst
B
Een groepje woorden.
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Slide 11 - Quizvraag

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 12 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 13 - Tekstslide

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet... 

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
tijd
C
conclusie
D
volgorde

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
volgorde
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Hoe heet dit tekstverband?
A
voorbeeld
B
opsomming
C
tegenstelling
D
oorzaak-gevolg

Slide 20 - Quizvraag

Als ik naar school ga moet ik eerst met de fiets, daarna met de trein en vervolgens nog een stuk lopen

Slide 21 - Tekstslide

Hoe heet dit tekstverband?
A
opsomming
B
volgorde
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 22 - Quizvraag

Volgorde
  • eerst
  • dan
  • daarna
  • vervolgens
  • ten slotte

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Je ziet zo een aantal zinnen.

Geef eerst aan wat de signaalwoorden zijn.
In elke zin staat een signaalwoord.
Benoem daarna de tekstverbanden.

Slide 25 - Tekstslide

In de eerste plaats ben ik een verzamelaar van schilderijen van Mondriaan.
Wat is het signaalwoord?

Slide 26 - Open vraag

Welk tekstverband is dit?

Slide 27 - Open vraag

In de zomervakantie had ik een bijzonder aardig baantje, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
Wat is het signaalwoord?

Slide 28 - Open vraag

Welk tekstverband is dit?

Slide 29 - Open vraag

Het sneeuwde al enige dagen hevig waardoor de skipistes gesloten werden.
Wat is het signaalwoord?

Slide 30 - Open vraag

Welk tekstverband is dit?

Slide 31 - Open vraag

Voordat ze het vliegtuig mochten betreden werden de paspoorten gecontroleerd.
Wat is het signaalwoord?

Slide 32 - Open vraag

Welk tekstverband is dit?

Slide 33 - Open vraag

Vervolgens werden de passagiers naar hun plaats gebracht door de stewardess.
Wat is het signaalwoord?

Slide 34 - Open vraag

Welk tekstverband is dit?

Slide 35 - Open vraag

Om te oefenen: 
In numo heb ik 2 taken klaargezet.
  1. signaalwoorden en tekstverbanden
  2. verwijswoorden

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 41 - Tekstslide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 42 - Tekstslide

VOORBEELD TOELICHTING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • bijvoorbeeld
  • zo
  • zoals
  • denk aan
  • neem nou
  • onder andere


Slide 43 - Tekstslide