De stappen van bewustzijnscontrole en stabiele zijligging bij EHBO

De stappen van bewustzijnscontrole en stabiele zijligging bij EHBO

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je de stappen van een bewustzijnscontrole en een stabiele zijligging uitvoeren en uitleggen waarom en wanneer deze nuttig zijn bij EHBO.

Introduceer het leerdoel en leg uit wat de leerlingen zullen leren tijdens de les.

Wat weet je al over de bewustzijnscontrole en stabiele zijligging?

Wat is bewustzijnscontrole?

Bij bewustzijnscontrole controleer je of het slachtoffer bij bewustzijn is en ademt.

Vertel de leerlingen wat bewustzijnscontrole is en waarom het belangrijk is.

Stap 1: Openen van de luchtweg

Leg het slachtoffer op de rug en kantel het hoofd naar achteren om de luchtweg te openen.

Demonstreer hoe je de luchtweg opent en laat de leerlingen oefenen op een pop of medeleerling.

Stap 2: Controleren van de ademhaling

Kijk, luister en voel of het slachtoffer ademt.

Leg uit hoe je de ademhaling controleert en laat de leerlingen oefenen.

Wat is een stabiele zijligging?

Een stabiele zijligging is een veilige positie waarin een bewusteloos slachtoffer op de zij wordt gelegd.

Vertel de leerlingen wat een stabiele zijligging is en waarom het nuttig is.

Wanneer gebruik je een stabiele zijligging?

Je gebruikt een stabiele zijligging als het slachtoffer bewusteloos is en ademt.

Leg uit wanneer en waarom je een stabiele zijligging gebruikt en laat de leerlingen oefenen.

Stap 1: Plaatsen van de arm

Leg de arm van het slachtoffer die het dichtst bij jou ligt haaks op het lichaam.

Demonstreer hoe je de arm plaatst en laat de leerlingen oefenen.

Stap 2: Rollen van het slachtoffer

Rol het slachtoffer voorzichtig op de zij door aan de bovenste schouder en het onderste been te trekken.

Demonstreer hoe je het slachtoffer omdraait en laat de leerlingen oefenen.

Stap 3: Positioneren van het been

Buig het bovenste been zodat het slachtoffer stabiel blijft liggen.

Toon hoe het bovenste been gepositioneerd moet worden en laat de leerlingen oefenen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.