3.4 Schrijven en formuleren

 3.4 Schrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 3.4 Schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Je leert hoe je een verslag schrijft

  • Je weet dat je de 5 W en 1 H-vragen ook in een verslag gebruikt

  • Je leert hoe je kunt afwisselen in je tekst met verwijswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Een verslag
Een verslag gaat over iets wat je hebt meegemaakt, hebt gehoord of gelezen.


Slide 3 - Tekstslide

Regels voor het schrijven van een verslag
- Schrijf het verslag in de verleden tijd.
- Vertel in de inleiding waar het verslag over gaat.
- Vertel in de kern wat er allemaal gebeurde. Doe dat in de volgorde waarin het gebeurde. Gebruik daarbij woorden zoals: eerst, daarna, toen, ten slotte.
- Bedenk een goede titel voor het verslag.
- Zet je naam onder het verslag.

Slide 4 - Tekstslide

Noem de 5W1H

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Noem een aantal verwijswoorden

Slide 7 - Woordweb

verwijswoorden
Gebruik verwijswoorden voor de afwisseling in een tekst.

  • enkelvoud of meervoud
  • de-woorden
       mannelijk (hij) of vrouwelijk (zij) --> woordenboek
  • het-woorden

Slide 8 - Tekstslide

verwijswoorden
enkelvoud
de-woorden
(m of v)
hij, hem, zijn,  zij, ze, haar, die
De kok maakt sushi. Hij kookt eerst de rijst.
De band is lek. Die moet worden geplakt.
enkelvoud
het-woorden
het, dat, dit
Het uitzicht is mooi. Je kunt dat vanaf deze kamer zien.
meervoud
ze, hen, hun, die
De mensen staan in de rij. Ze willen naar binnen. Een van hen heeft de kaartjes, die erg goedkoop waren.

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maak opdracht 3, 4 en 5


timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

opbouw
inleiding (begin)
  • onderwerp
  • aandacht trekken
kern (midden)
belangrijkste informatie
meerdere alinea's
deelonderwerpen




Slide 11 - Tekstslide

opbouw

Slot (eind):
herhalen belangrijkste punten uit de tekst - dus/kortom

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg

Slide 13 - Tekstslide

5W1H oefenen
     5W1H
  • wie
  • wat
  • waar
  • wanneer
  • waarom
  • hoe
Reuzenkwallen aan de kust.

Ga jij dit weekend naar het strand? Dan moet je even oppassen voor kwallen. Gevaarlijk zijn ze niet, maar door de warme winter zijn ze extra groot.

De reuzenkwallen zijn al in de Waddenzee bij Texel gezien. De kwallen worden ook wel zeepaddenstoelen of bloemkoolkwallen genoemd. De meeste kwallen in de Noordzee worden niet ouder dan een jaar. Maar deze winter was het zo warm, dat veel kwallen overleefden. Ze wegen nu soms wel elf kilo

Je hoeft niet bang voor de kwallen te zijn. Zeepaddenstoelen eten plankton en zijn niet gevaarlijk voor mensen. Plankton komt vooral in de lente en in de herfst in het water voor. Daarom denken onderzoekers dat deze reuzenkwallen niet veel groter worden dan ze nu zijn en ze niet zullen overleven.

Slide 14 - Tekstslide