Par. 2.7 Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

1 oktober 2024
Wat: Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord herkennen
Wanneer: 14:20-15:10
Hoe: Gezamelijk/Zelfstandig werken
Klaar: Par. 2.7 overige opdrachten maken
HW: Par. 2.7 opdrachten maken ( zie Magister)


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1 oktober 2024
Wat: Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord herkennen
Wanneer: 14:20-15:10
Hoe: Gezamelijk/Zelfstandig werken
Klaar: Par. 2.7 overige opdrachten maken
HW: Par. 2.7 opdrachten maken ( zie Magister)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen

- WOORDSOORTEN (LW, BN, ZN, VZ, BZV, PSV) herhalen uit 
leerjaar 1
- Je herkent het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordsoorten ken je nog?
1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Bezittelijk voornaamwoord
5. Persoonlijk voornaamwoord
6. Werkwoorden


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Namen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord en na het lidwoord

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Geeft aan dat iets van iemand is.


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:


 een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk vaak dingen die je kunt doen, zoals:
lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten......
Maar ook dit zijn werkwoorden:
sneeuwen, regenen, hagelen, zijn, worden, blijven, lijken

Er zijn zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
Het ZWW geeft een actie/handeling/gebeurtenis aan.
Het ZWW kan alleen in de zin staan, maar ook samen met andere ww.
Het ZWW kan in verschillende vormen voorkomen, zoals de persoonsvorm, het voltooid deelwoord en de infinitief.
Kijk maar:
- Dennis maakt ijs.
- Dennis heeft ijs gemaakt.
- Dennis wil ijs maken.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord (HWW)
Er staat altijd één zelfstandig werkwoord in de zin. 
De andere woorden in de zin heten hulpwerkwoorden. 
Een hulpwerkwoord is het hulpje van het zelfstandig werkwoord. 

Voorbeeld 1                                                     Voorbeeld 2





Mijn moeder heeft een taart gebakken.  
Mijn broertje is van zijn scooter gevallen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag
Wat is het verschil tussen een hulp werkwoord en zelfstandig werkwoord?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHHTUK
Wat: Opdrachten 10 + 12a van par. 2.7
Hoe: Zelfstandig werken
Hulp: Par. 2.7 leertekst zelfstandig werkwoord+hulpwerkwoord
Tijd: 10-15 minuten
Uitkomst: Klassikaal oefening bespreken
Eerder klaar: Opdracht 9 + 11 + 12b + 13 + 16 par. van 2.7 maken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar hebben we het vandaag over gehad?

Slide 15 - Woordweb

lezen via: kranten, tijdschriften of internet

Vraag jezelf af: Wat is waar?/ Is het waar?

Kijk waar de tekst vandaan komt: de bron!

Let op het doe van de tekst: overtuigen/ informeren? (meningen/feiten)
SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werkwoord:
Welke stellingen zijn beiden waar?
A
Hebben altijd een hulpje nodig. Is altijd de persoonsvorm
B
Kunnen alleen in een zin staan. Zijn beter met een hulpje.
C
Is een werkwoord. Heeft geen duidelijke betekenis.
D
Het zijn echte doe-woorden, met een duidelijke betekenis. Kunnen alleen in een zin staan.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn hulpwerkwoorden?
A
De belangrijkste werkwoorden in een zin
B
Werkwoorden die een ander ww 'helpen'

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zelfstandige werkwoorden
A
dromen, dansen, denken
B
mensen, vrouwen, mannen
C
konijnen, apen, beren
D
de, het, een

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor werkwoord is het werkwoord MOET in deze zin?
De volgende keer moet je beter opletten.
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is hier een zelfstandig werkwoord?
Ik kom je vanavond ophalen.
A
ik
B
kom
C
vanavond
D
ophalen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik
Volgende les:

- 2.8:  Werkwoord in de verleden tijd spellen

- HW: Opdrachten par. 2.7 maken (Zie Magister voor de juiste opdrachten)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies