Grammatica en spelling hst.3

Welkom!

We gaan deze les aan de slag met het onderdeel van Taalverzorging H2:

SAMENGESTELDE ZINNEN





1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

We gaan deze les aan de slag met het onderdeel van Taalverzorging H2:

SAMENGESTELDE ZINNEN





Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

_Verschil enkelvoudige en samengestelde zinnen bekijken


-Oefenen met samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van deze paragraaf kan/weet je:

  • de onderwerpen en persoonsvormen in samengestelde zinnen vinden;
  • de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige zin


Zin, waarin 1 pv en 1 onderwerp in zit.


Slide 5 - Tekstslide

pv:


1. Zin vragend maken

2. Zin in andere tijd zetten


vb Jan gaat naar de stad.


Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
  •  Zinnen met twee of meer persoonsvormen  noem je samengestelde zinnen.
  • Een verbindingswoord zorgt ervoor dat twee enkelvoudige zinnen samen een  samengestelde zin wordt.
  • Er kunnen nog meer werkwoorden in de zin staan. Die hoeven niet per se ook persoonsvorm te zijn.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wel of geen samengestelde zin?
  • Ik zit nu nog op voetbal, maar volgend jaar ga ik op honkbal.
  • Eet jij je broodje hier op of loop je nu naar de les?
  • De website wordt dagelijks bijgewerkt.
  • De toets dienstverlening in de haven is fantastisch gemaakt.
  • De mentor sprak de leerlingen toe en deelde daarna de rapporten uit.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

kenmerken samengestelde zinnen

Slide 11 - Woordweb

samengestelde zinnen zijn altijd langer dan enkelvoudige zinnen
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Er staat altijd een komma voor een verbindingswoord
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De woorden verbindingswoord en voegwoord betekenen hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Hij komt regelmatig te laat in de les op school
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Hij heeft een lekke band, daardoor komt hij veel te laat op zijn werk
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de regel om het onderwerp in de zin te vinden?
A
wie/wat + alle ww = ond
B
wie/wat + pv = ond

Slide 17 - Quizvraag

Maak zelf een correcte samengestelde zin

Slide 18 - Open vraag