Goedgebekt deel 4 taak 16 t/m 20

Goedgebekt deel 4 taak 16 t/m 20
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedgebekt deel 4 taak 16 t/m 20

Slide 1 - Tekstslide

Goed gebekt 
Wat betekenen de moeilijke woorden?

Slide 2 - Tekstslide

Zelfs die kleinerende opmerkingen raakten haar niet
A
pietluttige
B
iemand minderwaardig makende
C
lovende
D
nare

Slide 3 - Quizvraag

Na zoveel meegemaakt te hebben, is zij heel assertief geworden
A
totaal zonder zelfvertrouwen
B
agressief
C
voor zichzelf opkomend

Slide 4 - Quizvraag

Wij zullen de mogelijkheden globaal doornemen
A
allemaal
B
in grote lijnen
C
kritisch

Slide 5 - Quizvraag

Twee miljoen euro is peanuts op dat hele budget
A
niks/onbeduidend
B
van groot belang
C
onhaalbaar
D
haalbaar

Slide 6 - Quizvraag

De wethouder reageerde geagiteerd
A
zenuwachtig/opgewonden
B
teleurgesteld
C
enthousiast
D
rustig

Slide 7 - Quizvraag

Gezegdes/uitdrukkingen
Vul aan met het juiste woord

Slide 8 - Tekstslide

Een geheugen als ..... hebben
A
een nijlpaard
B
een olifant
C
een vogel

Slide 9 - Quizvraag

Zo koel als .....
A
een raaf
B
een blok ijs
C
een kikker

Slide 10 - Quizvraag

Een kleur als ..... krijgen
A
een tomaat
B
een boei
C
een clown

Slide 11 - Quizvraag

Eruitzien als .....
A
een geest
B
een spook
C
een dode

Slide 12 - Quizvraag

Stelen als de .....
A
kraaien
B
raven
C
eksters

Slide 13 - Quizvraag

Gezegdes/uitdrukkingen
Vul aan met het juiste werkwoord

Slide 14 - Tekstslide

Iemand te kakken .....
A
bespotten
B
maken
C
zetten

Slide 15 - Quizvraag

Zout in de wond .....
A
wrijven
B
gooien
C
strooien

Slide 16 - Quizvraag

Iemands naam door het slijk .....
A
gooien
B
halen
C
maken

Slide 17 - Quizvraag

Gedane zaken ..... geen keer
A
halen
B
zetten
C
nemen

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent globaal?
A
alles
B
in grote lijnen
C
ongeveer
D
kritisch

Slide 19 - Quizvraag

Vul in:

Een ... als een ... krijgen.
A
hoofd, olifant
B
neus, vogel
C
wond, plank
D
kleur, boei

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent...
Iemand te kakken zetten?

Slide 21 - Open vraag

Wat betekent facetten?
A
onderdeel
B
afdeling
C
voorwaarde
D
onderbouwing

Slide 22 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van iets wat kolossaal is.

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent frequent?
A
nooit
B
regelmatig
C
zelden
D
altijd

Slide 24 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een hype op dit moment.

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent
In conclaaf gaan?
A
Iedereen erbij betrekken.
B
Met je vrienden afspreken.
C
Afzonderen om te overleggen.
D
Thuis zitten en niets te doen hebben.

Slide 26 - Quizvraag

Wat ben je/doe je spreekwoordelijk als je
Je hand op het hart houdt?
A
Je hebt pijn.
B
Je bent eerlijk.
C
Je bent iets vergeten.
D
Je helpt anderen.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van
conservatief
A
constructief
B
actief
C
affectief
D
progressief

Slide 28 - Quizvraag

Vul de zinnen aan en leg uit wat ze betekenen

Slide 29 - Tekstslide

1. zijn gal ...
2. het hoofd in de schoot ...
3. iemand iets onder de neus ...

Slide 30 - Open vraag

  1. zijn gal spuwen: heel boos zijn en dat uiten
  2. het hoofd in de schoot leggen: zich ergens bij neerleggen
  3. iemand iets onder de neus wrijven: iemand min of meer onvriendelijk op zijn fouten wijzen

Slide 31 - Tekstslide

leg uit in je eigen woorden

Slide 32 - Tekstslide

Op deze manier oefenen is effectief.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll