Woordenschat, gezegden, uitdrukkingen 2023

Welkom
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen, gezegdes, etc.

Er volgen 28 uitdrukkingen en gezegdes, kies steeds het juiste antwoord .





Slide 2 - Tekstslide

Goedgebekt zijn
A
De gave hebben om vlot en overtuigend te kunnen spreken.
B
Zichzelf effectief kunnen verdedigen.
C
Een aantrekkelijke glimlach hebben.
D
Het vermogen hebben om luid te kunnen praten.

Slide 3 - Quizvraag

Dat is een wassen neus.
A
Een manier om iemand te waarschuwen voor gevaar
B
Een uitdrukking van teleurstelling.
C
Er werd gedaan alsof het heel wat was, maar het bleek niets voor te stellen
D

Slide 4 - Quizvraag

Op zijn qui-vive zijn
A
Alert en oplettend zijn.
B
Volledig ontspannen en onverschillig zijn.
C
Vrolijk en zorgeloos zijn.
D
Geïrriteerd en geërgerd zijn.

Slide 5 - Quizvraag

Met de deur in huis vallen
A
Voorzichtig te werk gaan en alle details zorgvuldig bespreken.
B
Direct ter zake komen
C
Een ongewoon of ongepast moment kiezen om iets te zeggen.

Slide 6 - Quizvraag

Het is water naar de zee dragen
A
Iets moeilijks doen met weinig inspanning.
B
Iets dat nutteloos is of geen effect heeft.
C
Iets onmogelijks proberen.

Slide 7 - Quizvraag

Die nieuwe salesmanager is uit hetzelfde hout gesneden als Ivo
A
heeft dezelfde vooropleiding
B
heeft een sterke familieband
C
heeft dezelfde eigenschappen

Slide 8 - Quizvraag

Dat is een teer punt
A
een smerig zaakje
B
een gevoelige zaak
C
een duistere/ sombere zaak

Slide 9 - Quizvraag

Zij willen iemand de zwartepiet toespelen
A
proberen een slecht product te leveren
B
proberen iemand erbij te betrekken
C
proberen iemand de schuld te geven

Slide 10 - Quizvraag

De vuile was buiten hangen.
A
Privézaken publiekelijk bespreken
B
Het uiten van waardering voor iemands inspanningen.
C
Niet om de waarheid heen draaien

Slide 11 - Quizvraag

Hij maakt zich er met een jantje-van-leiden van af
A
hij raffelt het af
B
hij doet het heel goed
C
hij doet of zijn neus bloedt

Slide 12 - Quizvraag

In de schaduw van iemand staan
A
iemand na-apen
B
iemand in de weg staan
C
minder goed dan een ander zijn

Slide 13 - Quizvraag

De bal ligt bij jou
A
Er is sprake van een balans of evenwicht.
B
iemand iets vergeven
C
De verantwoordelijkheid voor het nemen van een beslissing of actie ligt bij iemand anders.

Slide 14 - Quizvraag

Het gaat hard tegen hard
A
elkaar het leven zuur maken
B
geen van de partijen wil toegeven
C
erg op elkaar lijken

Slide 15 - Quizvraag

De nieuwe directeur is een onbeschreven blad
A
iemand van wie nog niets bijzonders bekend is
B
iemand zonder strafblad
C
iemand die nooit gehuwd is geweest

Slide 16 - Quizvraag

De afgetreden burgemeester werd aan de schandpaal
genageld
A
gevangen genomen
B
in het openbaar vernederd door op zijn fouten te wijzen
C
verboden een nieuwe baan te zoeken

Slide 17 - Quizvraag

Hij heeft geen ruggengraat
A
is geen doorzetter
B
kan heel weinig tillen
C
heeft chronische rugklachten

Slide 18 - Quizvraag

Iemand de wind uit de zeilen nemen
A
Iemand een gunst verlenen.
B
Iemand het gevoel geven dat hij of zij de controle heeft.
C
Iemand beletten succes te hebben of zijn plannen te dwarsbomen.

Slide 19 - Quizvraag

Iets met argusogen bekijken
A
Iets met grote belangstelling onderzoeken.
B
ets met argwaan en achterdocht observeren.
C
Iets onverschillig en ongeïnteresseerd bekijken.
D
Iets met waardering en begrip beschouwen.

Slide 20 - Quizvraag

Iemand in zijn eigen sop gaar laten koken
A
iemand op het goede spoort zetten
B
iemand van top tot teen wassen
C
zich niet meer met iemand bemoeien

Slide 21 - Quizvraag

Iemand met de nek aankijken
A
Iemand negeren of minachten.
B
Iemand vriendelijk begroeten en glimlachen.
C
Iemand een knuffel geven.

Slide 22 - Quizvraag

Iets in een oogwenk doen
A
zonder nadenken
B
door alleen te kijken
C
heel snel

Slide 23 - Quizvraag

We zullen om de tafel gaan zitten
A
Samen een maaltijd delen en praten.
B
Met elkaar in discussie gaan om een probleem op te lossen.
C
Samen gezellig een borrel drinken

Slide 24 - Quizvraag

De kogel is door de kerk.
A
Er zijn steeds minder gelovigen die naar de kerk gaan
B
De beslissing is definitief genomen.
C
Er is een nieuwe belofte in de kerk gedaan.

Slide 25 - Quizvraag

Die twee kunnen niet samen door één deur
A
zij kunnen niet goed samenwerken
B
ze zijn veel te dik
C
ze hebben verschillende bazen

Slide 26 - Quizvraag

Dat is een open deur intrappen
A
zinloos werk doen
B
iets zeggen wat algemeen bekend is
C
profiteren van gunstige omstandigheden

Slide 27 - Quizvraag

Iemand een oor aannaaien
A
Iemand een luisterend oor bieden.
B
Iemand bedriegen of misleiden.
C
Iemand oprecht en eerlijk behandelen.

Slide 28 - Quizvraag

Het hoofd boven water te houden
A
hij heeft financiële problemen
B
hij blijft blij en positief blijven, zelfs in moeilijke omstandigheden.
C
hij is alert en oplettend

Slide 29 - Quizvraag

Een dubbeltje op zijn kant
A
Een klein bedrag dat iemand heeft verdiend.
B
Heel veel geluk hebben
C
Een onzekere situatie waarin de uitkomst onduidelijk is.

Slide 30 - Quizvraag

Einde van de toets
Jullie kunnen verder met oefenen in Taalblokken voor Examen Lezen en Luisteren 2F of op Facet.onl  

Slide 31 - Tekstslide