Les 6 - Waterstofbruggen

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3
Leerdoelen 16 t/m 20
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Moleculaire stoffen
Hoofdstuk 3
Leerdoelen 16 t/m 20

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Vragen stellen
  • Leerdoelen

  • Voorkennis
  • Uitleg

  • Evaluatie
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen (over opdrachten...)??

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
16. Je kunt op microniveau uitleggen wanneer stoffen in water kunnen oplossen;
           o a. Je weet wat hydrofobe stoffen zijn,
           o b. Je weet wat hydrofiele stoffen zijn.
17. Je weet wat een dynamisch evenwicht is
18. Je weet wat een verdelingsevenwicht is
19. Je weet wat het molair volume is;
            o a. Je weet dat het molair volume alleen geldt voor gassen,
            o b. Je kunt het molair volume opzoeken in Binas,
            o c. Je weet dat het molair volume afhankelijk is van de druk en temperatuur,
            o d. Je kunt rekenen met het molair volume.
20. Je kan rekenen met percentages, promillages en ppm

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke binding komt NIET voor tussen ammoniakmoleculen
A
polaire atoombinding
B
dipool-dipool interactie
C
vanderwaalsbinding
D
waterstofbruggen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geen dipool
dipool
CO2
H2O
CH4
CH3OH
CH3F
CH2Cl2

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verbinding heeft het hoogste kookpunt?
A
pentaan
B
methylbutaan
C
butaan-1-ol
D
butaan-1,4-diol

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mengen van moleculaire stoffen
  • Waarom mengen olie en water niet? 

  • olie is apolair en water is polair

  • Polaire stoffen lossen goed op in polaire oplosmiddelen

  • Apolaire stoffen lossen goed op in apolaire oplosmiddelen

Slide 8 - Tekstslide

Alleen voor 3vwo / 3gym
Hydrofiel en Hydrofoob
  • Hydrofiel = houdt van water (polair)
  • Bevatten O-H en/of N-H groepen
  • Mengt goed met water. 
  • Kan waterstofbruggen vormen (microniveau). 

  • Hydrofoob = bang van water (apolair)
  • Bevatten veelal C-H bindingen (géén O-H en N-H bindingen)
  • Mengt niet goed met water.
  • Kan geen waterstofbruggen vormen (microniveau). 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossen
Jood is goed oplosbaar in wasbenzine
Jood is slecht oplosbaar in water
Door de H-bruggen trekken de watermoleculen elkaar sterker aan dat dat ze jood kunnen aantrekken. Oftewel het jood lost niet goed op.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jood in wasbenzine en water
  • Tweelagensysteem water en wasbenzine
  • Als jood in het water is opgelost, zal het naar de wasbenzine    verplaatsen. Het lost daar beter in op.
  • Als jood in de wasbenzine in opgelost, zal het een beetje naar het water verplaatsen. Het lost daar minder goed in op.
  • Beide zal gebeuren tot er een evenwicht ontstaat
  • Bij dit evenwicht gaat er jood van het water naar de wasbenzine én van de wasbenzine naar het water

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dynamisch evenwicht
Wanneer de snelheid waarmee de jood zich in beide richtingen verplaatst gelijk is, noemen we dat een dynamisch evenwicht
Dynamisch betekent ‘in beweging’

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdelingsevenwicht
Wanneer het dynamisch evenwicht is bereikt zal de concentratie jood in het water én de concentratie jood in wasbenzine niet meer veranderen!
Het verdelingsevenwicht is bereikt (het is een dynamisch evenwicht maar het jood is verdeeld over de 2 vloeistoffen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in je boek op blz. 97, figuur 3.46
polair
apolair
heptaan
hexaan
kamfer
zwavel
ammoniak
glycerol

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

We doen 1,00 dm3 van de volgende gassen in een ballon en bepalen de massa van het gas:
Waterstof (H2), massa = 0,0846 g / Zuurstof (O2), massa = 1,344 g / Koolstofdioxide (CO2), massa = 1,85 g
Opdracht: Bereken hoeveel mol we van elk gas hebben

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volume van een mol gas
n = m / M
n(H2) = 0,0846 / 2,016 = 0,0420 mol H2
n(O2) = 1,344 / 32,00 = 0,04200 mol O2
n(CO2) = 1,85 / 44,01 = 0,0420 mol CO2
De hoeveelheid mol per dm3 gas is dus gelijk!


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volume van een mol gas
0,0420 x 6,02 ∙ 1023 = 2,53 ∙ 1022 gasmoleculen in 1 dm3 gas
  • Voor elk gas is dit hetzelfde!
  • Het volume is dus niet meer afhankelijk van de grootte van het molecuul of de ruimte tussen de afzonderlijke moleculen!
  • Dit geldt wél bij vaste stoffen en vloeistoffen
  • Dit verschijnsel staat bekent als de wet van Avogadro


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molair volume
Het volume van 1,00 mol gas noemen we molair volume, VM
Molair volume is afhankelijk van temperatuur en druk
Zo heeft 1,00 mol gas bij 25 °C en een druk van 1 bar een volume van 24,5 dm3
Binas T7A geeft 2 waarden voor VM bij p = p0 (= 1,013 bar)


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procent
Percentage
Cent = 100, dus per 100
Bijv: volumepercentage alcohol in bier (±5%)
Algemene formule: Deel/Geheel∙100%
Volume-% = (Deel volume)/(Geheel volume)∙100%
Achtervoegsel: %
LET OP: deel en geheel moeten in dezelfde eenheid!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Promille
Promillage
Mille = 1000, dus per 1000
Bijv: promille alcohol in uitgeademde lucht (blaastest)
Algemene formule: Deel/Geheel∙1000‰
Volume-‰ = (Deel volume)/(Geheel volume)∙1000‰
Achtervoegsel: ‰

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ppm (parts per million)
ppm = Parts per Million, dus per 1.000.000
Bijv: ppm roetdeeltjes in de lucht
Algemene formule: Deel/Geheel∙106 ppm
Volume-ppm = (Deel volume)/(Geheel volume)∙106 ppm
Achtervoegsel: ppm
Let op! Ook wel mg/kg!


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
16. Je kunt op microniveau uitleggen wanneer stoffen in water kunnen oplossen;
           o a. Je weet wat hydrofobe stoffen zijn,
           o b. Je weet wat hydrofiele stoffen zijn.
17. Je weet wat een dynamisch evenwicht is
18. Je weet wat een verdelingsevenwicht is
19. Je weet wat het molair volume is;
            o a. Je weet dat het molair volume alleen geldt voor gassen,
            o b. Je kunt het molair volume opzoeken in Binas,
            o c. Je weet dat het molair volume afhankelijk is van de druk en temperatuur,
            o d. Je kunt rekenen met het molair volume.
20. Je kan rekenen met percentages, promillages en ppm

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk(e) leerdoel(en) beheers je nu al?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk(e) leerdoel(en) beheers je (nog) niet?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga ik eraan doen om ervoor te zorgen dat ik het wel begrijp / kan?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 1
Waterstofbruggen

Leerdoel 11

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 2
Waterstofbruggen - Uitgebreider

Leerdoel 11

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 3
Waterstofbruggen - Oplosbaarheid in water

Leerdoel 11

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 4
Hydrofiel en Hydrofoob - Oplosbaarheid in water

Leerdoel 12

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies