1. raar -> Ik vind Daan een ......... man.
2. hoog -> De flat is .......... dan het huis.
3. brood + en -> Die bakker bakt heerlijke .........
4. positief + e -> Tim krijgt ......... antwoorden op zijn vraag.
5. serieuze -> Ik lach niet. Ik ben heel .....
6. knippen -> ....... jij zelf het haar van je kinderen?
7. dik -> De man heeft een ...... buik.