Leg je schrift met het huiswerk voor vandaag open op de rand van je tafel.
Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek!
Tijdens het lezen loop ik langs om het huiswerk te controleren!
timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Ga rustig op je plaats zitten.
Leg je schrift met het huiswerk voor vandaag open op de rand van je tafel.
Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek!
Tijdens het lezen loop ik langs om het huiswerk te controleren!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Programma:
- Huiswerk bespreken (10')
- Instructie voorwerpen (7')
- Aan de slag
Wat leer je?
- Je leert hoe je de voorwerpen in een zin beredeneert
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk wwg en nwg bespreken
opdracht 2,4,5,6 en 10 op blz. 102-103 van je oefenboek
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk donderdag 10 oktober 3e uur
Maken: opdracht 5(a,b,e,i en j) 6(a,b,e,i en j), 8 en 9(a en d) op blz.104-105 van je oefenboek
Lezen: de paragraaf op blz. 150-151 van je handboek
Slide 4 - Tekstslide
Ga rustig op je plaats zitten.
Leg je schrift met het huiswerk voor vandaag open op de rand van je tafel.
Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek!
Tijdens het lezen loop ik langs om het huiswerk te controleren!
timer
10:00
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je weet wat voorwerpen zijn, hoe je kunt bepalen hoeveel voorwerpen een werkwoord kan krijgen en je kunt de voorwerpen in een zin bepalen.
- Je kunt uitleggen wat de voorwerpen in zin zijn.
- Je kunt zelf zinnen zoeken en bedenken waarin voorwerpen iets bijzonders doen of betekenen en je kunt bij complexe of ongewone zinnen uitleggen wat de voorwerpen zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Programma:
- Uitleg voorwerpen ( 5')
- Huiswerk bespreken (10')
- Aan de slag met opdrachten in je oefenboek over lijdend en meewerkend voorwerp
Slide 7 - Tekstslide
Mike lacht.
Mike = onderwerp
lacht = gezegde
Informatie toevoegen
Mike lacht vaak / hardop / als een boer met kiespijn.
Slide 8 - Tekstslide
Elise overhandigt.
Wat overhandigt ze? En aan wie?
Elise overhandigt haar tante een doos bonbons.
haar tante
een doos bonbons
Deze extra zinsdelen noemen we voorwerpen
Slide 9 - Tekstslide
Nul, één of twee voorwerpen
Voorbeeld 1 : ww overhandigen > 2 voorwerpen
iemand aan wie je iets overhandigd> die iemand en dat iets zijn de voorwerpen
Voorbeeld 2: ww eten> 1 voorwerp
je kunt 'iets eten' maar niet 'iemand iets eten'. Dus 1 voorwerp
Voorbeeld 3: regenen
je kunt niet zeggen 'iemand iets regenen of iemand regenen
Slide 10 - Tekstslide
Naamwoordelijke gezegde
Voorbeeld: Fleur is mij nog een antwoord schuldig
Iemand iets schuldig zijn
Slide 11 - Tekstslide
Voorwerpen weglaten
(iets) zingen
Ik zing (mijn lievelingslied).
Slide 12 - Tekstslide
Soorten voorwerpen
► Lijdend voorwerp
► Meewerkend voorwerp
► Voorzetselvoorwerp
Slide 13 - Tekstslide
Wat zijn de voorwerpen in een zin?
Stappenplan
Bepaal hoeveel voorwerpen het zelfstandig werkwoord kan krijgen.
Kijk welke zinsdelen voorwerpen zijn.
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld en redenering
Hij stuurde zijn opa een appje.
Je kunt zeggen: iemand iets sturen
iemand + iets = twee voorwerpen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Kortom
► Betekenis van het zelfstandig werkwoord
► Nul, één of twee voorwerpen
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
opdracht 5(a,b,e,i en j) 6(a,b,e,i en j), 8 en 9(a en d) op blz.104-105 van je oefenboek
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 1a, 1b, 1c, 3a, 3b, 4a,4b, 6b, 6d, 6f, 6j, 7a, 7b, 7f, 7g en 8 blz. 106-107 van je oefenboek.
Klaar? Lezen in je leesboek
Slide 19 - Tekstslide
Huiswerk vrijdag 11 oktober 2e uur
Maken: opdracht 1a, 1b, 1c, 3a, 3b, 4a,4b, 6b, 6d, 6f, 6j, 7a, 7b, 7f, 7g en 8 blz. 106-107 van je oefenboek.
Slide 20 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp is mij volstrekt duidelijk!