Leg je schrift met het huiswerk voor vandaag open op de rand van je tafel.
Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek!
Tijdens het lezen loop ik langs om het huiswerk te controleren!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ga rustig op je plaats zitten.
Leg je schrift met het huiswerk voor vandaag open op de rand van je tafel.
Pak je leesboek, ga lekker 10 minuten lezen in je leesboek!
Tijdens het lezen loop ik langs om het huiswerk te controleren!
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je weet wat het lijdend en meewerkend voorwerp zijn en hoe je kunt bepalen welke zinsdelen lijdend en meewerkend voorwerp zijn.
- Je kunt lijdend en meewerkend voorwerp in een zin benoemen.
- Je kunt uitleggen welke zinsdelen lijdend en meewerkend voorwerp in een zin zijn.
- Je kunt zelf zinnen zoeken en bedenken waarin lijdende en meewerkende voorwerpen iets bijzonders doen of betekenen en je kunt bij complexe of ongewone zinnen uitleggen wat het lijdend en meewerkend voorwerp zijn.
Slide 2 - Tekstslide
Wat doen we vandaag
- Instructie lijdend en meewerkend voorwerp (10')
- Huiswerk bespreken (10')
- Aan de slag met opdrachten
Slide 3 - Tekstslide
Het lijdend voorwerp (lv)
Wat is het lijdend voorwerp?
- Iets of iemand ondergaat een handeling
Bijvoorbeeld "Zij leest een boek" OF "Sarah bewondert haar zus"
- Eén voorwerp in een zin= altijd een lv
Bijvoorbeeld "Ze verrast Jim"
- Twee voorwerpen > kijk wie/ wat ondergaat een handeling
"ik heb hem mijn fiets geleend"
Slide 4 - Tekstslide
Hoe herken je het lijdend voorwerp (lv)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Let op: het lijdend voorwerp begint
niet met een voorzetsel!
Slide 5 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp
Slide 6 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp (mv)
Wat is het meewerkend voorwerp?
- Zinsdeel dat iets ontvangt
Bijvoorbeeld "Zij schreef hem een brief"
- Aan of voor toevoegen of kunnen weglaten
Bijvoorbeeld "De minister legde (aan) ons de maatregelen uit"
Slide 7 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp (mv)
In zinnen met een meewerkend voorwerp staat vaak een lijdend voorwerp.
Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:
Aan (voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Vb: Het meisje geeft de kippen voer.
Aan wie geeft (gezegde) het meisje (onderwerp) voer (lijdend voorwerp)?
antwoord: de kippen = meewerkend voorwerp
Slide 8 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Opdracht 1 a,b en c, 3 a en b, 4 a en b , 6 b, d, f en j, 7 a, b, f en g, 8
blz. 106-107 van je oefenboek
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Opdracht 1 en 2b,c en d op blz. 109 van je oefenboek
Slide 10 - Tekstslide
Huiswerk maandag 14 oktober 2e uur
Lezen: de paragraaf voorzetselvoorwerp op blz. 152-153 van je handboek
Opdracht 1 en 2b,c en d op blz. 109 van je oefenboek
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.