Les 7: meervoud

Meervoud
- Toets ma 12 juni

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Meervoud
- Toets ma 12 juni

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud met -en
kast -> kasten
rapport -> rapporten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het meervoud van STOEL
A
stoel
B
stoelen
C
stoelën
D
stoels

Slide 3 - Quizvraag

meervoud met -en     LET OP
boor -> boren                 (lange klank -> 1 klinker)
jas     -> jassen                (korte klank -> dubbele medeklinker)
kaas  -> kazen                 (z in het midden = aan het eind een s)
dief   -> dieven                (v in het midden = aan het eind een f)

Slide 4 - Tekstslide

meervoud met -en  LET OP
Ligt de klemtoon NIET op het eind van het woord, dan 1 medeklinker gebruiken.
havik           ->   haviken
middel       ->   middelen
dreumes   ->   dreumesen

Slide 5 - Tekstslide

-ën  of -eën?
Ligt de klemtoon op het eind van het woord,
dan een extra e erbij.
idee             ->   ideeën
kopie           ->   kopieën
bacterie     ->   bacteriën

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van fobie?
A
fobieën
B
fobiën
C
fobies
D
fobiees

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van porie?
A
Poriën
B
Porieën
C
Pories
D
Poriee

Slide 8 - Quizvraag

meervoud -s
Schrijf de -s vast aan het woord, ook na een e, é, eau en ui
spray          ->    sprays
café            ->    cafés
bureau      ->    bureaus
shampoo ->    shampoos

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het meervoud van....
frisbee?

Slide 10 - Open vraag

LET OP: meervoud met 's
Gebruik 's als je het woord anders verkeerd uitspreekt
alinea    -> alinea's
tosti       -> tosti's
accu      -> accu's
buggy   -> buggy's
 
Achter een e--> dan geen '. 

Slide 11 - Tekstslide

LET OP: meervoud met 's
Gebruik 's bij afkortingen
dvd   ->  dvd's
tv   -> tv's

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meervoud van paraplu?
A
paraplus
B
parapluus
C
paraplu's

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van harnas?
A
harnassen
B
harnasen

Slide 14 - Quizvraag


A
fantasieën
B
fantasiën
C
fantasies

Slide 15 - Quizvraag

Meervoud
opdr. 356 en 357

opdr. 316a 

Slide 16 - Tekstslide