Bij het wielrennen draagt Jane een helm. Welke functie van het skelet wordt hierdoor versterkt?
A
vorm geven aan het lichaam
B
beschermen van tere organen
C
stevigheid geven
D
beweging mogelijk maken
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Bij het wielrennen draagt Jane een helm. Welke functie van het skelet wordt hierdoor versterkt?
A
vorm geven aan het lichaam
B
beschermen van tere organen
C
stevigheid geven
D
beweging mogelijk maken
Slide 1 - Quizvraag
Pezen kunnen zich samentrekken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Als je lijmstof uit een bot haalt, wordt het bot zacht en buigzaam.
A
Juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de mens zit een rolgewricht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan wordt de voet gestrekt en wijzen de tenen omlaag.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Hoe heet spier 1? Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier
Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier
Nr 2=armbuigspier
Slide 6 - Quizvraag
Ik wil mijn arm buigen. Welke spier is aan het werk en wat gebeurt er met die spier?
A
armbuigspier, de spier wordt korter en dikker
B
armbuigspier, de spier wordt langer en dunner
C
armstrekspier, de spier wordt korter en dikker
D
armstrekspier, de spier wordt langer en dunner
Slide 7 - Quizvraag
Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
De wervels van het heiligbeen zijn door een naad aan elkaar verbonden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Bij sommige beenderen in de armen en de benen van een mens zit aan één kant een kogelgewricht en aan de andere kant een scharniergewricht. Bij welk van deze beenderen is dat het geval?
A
Bij het dijbeen
B
Bij het kuitbeen
C
Bij het scheenbeen
D
Bij het spaakbeen
Slide 10 - Quizvraag
In de afbeelding is de wervelkolom getekend.
Welk nummer geeft de lendenwervels aan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4
Slide 11 - Quizvraag
Uit welk weefsel bestaat de
verbinding tussen de ribben en het
borstbeen?
A
Uit weefsel in afbeelding 3
B
Uit weefsel in afbeelding 4
C
Uit zowel het weefsel in afbeelding 3 als het
weefsel in afbeelding 4.
D
Dat kun je niet met zekerheid zeggen.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de functie van de kalkzouten?
A
Het bot een beetje buigbaar maken.
B
Stevigheid (hardheid) geven aan het beenweefsel.
Slide 13 - Quizvraag
Wie heeft meer kalkzouten in zijn botten, een baby of een bejaarde?
A
Baby
B
Bejaarde
Slide 14 - Quizvraag
Welk cijfer geeft in de afbeeldingen
het heiligbeen aan?
A
Cijfer 1
B
Cijfer 2
C
Cijfer 3
Slide 15 - Quizvraag
Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen;
9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen;
6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen;
9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen;
1 = bovenkaak
Slide 16 - Quizvraag
In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.
Bij welke van deze beenverbindingen is de
minste beweging mogelijk?
A
Bij 1
B
Bij 2
C
Bij 3
Slide 17 - Quizvraag
Wat gebeurt er als de antagonist van de buigspier van het rechterbeen zich samentrekt?
A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich.
Slide 18 - Quizvraag
Welk van de vier typen beenverbindingen is het meest beweeglijk?
A
Naadverbinding
B
Vergroeid
C
gewricht
D
kraakbeenverbinding
Slide 19 - Quizvraag
Wat voor gewricht zit er tussen spaakbeen en ellepijp?