NN H1 Atheneum Formuleren - Variatie in woordgebruik

formuleren hoofdstuk 1: variatie in woordgebruik
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

formuleren hoofdstuk 1: variatie in woordgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Welk hoofdstuk?
Vooraf: vaardigheid formuleren
Hoofdstuk 1: variatie in woordgebruik




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
pargraaf 2
Aan het einde van deze les...
  • Kun je synoniemen en verwijswoorden gebruiken om te variëren in woordgebruik.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Zo kun je herhaalde woorden in je tekst vervangen:
  • Gebruik synoniemen. Dat zijn woorden met dezelfde betekenis: asiel – dierenopvang. 
  • Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: hondjes – viervoeters – beestjes.
  • Gebruik verwijswoorden, zoals die, dat, hij, hem, het, zij, ze , haar, hen, hun, er, daar.
  • Laat het herhaalde woord zo mogelijk weg.



Variatie in woordgebruik

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen? Of wat doet een synoniem?
A
Zelfde woord, maar betekent iets anders
B
Als je niet het letterlijke woord gebruikt maar 'bij wijze van spreken'
C
Een ander woord met dezelfde of soortgelijke betekenis
D
Het tegenovergestelde van een woord

Slide 8 - Quizvraag

effect
selecteren
aspect
promotie
gevolg
uitkiezen
onderdeel
reclame

Slide 9 - Sleepvraag

Synoniem

Bedenk twee woorden die synoniem zijn van elkaar.

Slide 10 - Open vraag

Wat gaan we doen?
Wat: startopdracht, opdracht 1 en 2 blz. 32-33 

Hulp: theorie op blz. 32 of samenwerken

Huiswerk: als dit niet af is!

Slide 11 - Tekstslide