Les 8 BTW

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Terugblik vorige les (10 min)
  2. Lesdoelen (5 min)
  3. Theorie (35 min)
  4. Pauze (15 min)
  5. Controlevragen (10 min)
  6. Inoefening (werkvorm) (30 min)
  7. Afsluiting/vooruitblik (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
  • Marketinginstrument prijs
  • Kostengeoriënteerde prijsstelling
  • Concurrentiegeoriënteerde prijsstelling 
  • Vraaggeoriënteerde prijsstelling
  • Opslagmethode
  • BTW
  • Bruto kaartprijs
  • Netto kaartprijs

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke taken denk je dat er bij horeca boekhouding komen kijken?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • Weet je wat het begrip BTW betekend
  • Ken je de verplichtingen die een ondernemer aan de

    belastingdienst heeft

  • Ben je op de hoogte van de verschillende tarieven die er gelden
  • Kun je van nettoverkoopprijs naar brutoverkoopprijs rekenen

Slide 6 - Tekstslide

BTW

BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde = omzetbelasting

De ondernemer moet de omzetbelasting die hij van gasten ontvangt, en over ingekochte goederen betaald noteren.


De Belastingdienst stelt richtlijnen aan het administreren van de omzetbelasting

Slide 7 - Tekstslide

Omzetbelasting
De omzetbelasting bestaat sinds 1 januari 1969. Deze omzetbelasting wordt afgekort tot OB. De omzetbelasting wordt ook wel btw genoemd. Deze afkorting staat voor belasting toevoegde waarde.

Slide 8 - Tekstslide

Indirecte belasting
 De consument betaalt deze belasting niet direct aan de belastingdienst, maar aan de ondernemer. Het is een indirecte belasting: een belasting die via een tussenpersoon geïnd wordt. De ondernemer geeft de belasting weer aan de belastingdienst door.

Slide 9 - Tekstslide

Belastingobject
Iedereen betaalt btw als hij een product aanschaft. Het voorwerp waarover belasting betaald wordt, wordt in belastingtaal belastingobject genoemd. De ondernemer kan de btw terugvragen. In feite schiet hij de belasting voor.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Een ondernemer heeft voor € 18.150 verkocht. In dit bedrag zit € 3.150 aan btw. Het bedrag aan btw dat gasten aan de ondernemer betaald hebben, bedraagt dus € 3.150. Dit zal de ondernemer aan de belastingdienst moeten geven. De ondernemer heeft zelf producten gekocht. In totaal heeft hij over een periode € 8.470 betaald. In dit bedrag zit € 1.470 aan btw. Dit bedrag heeft hij aan btw voorgeschoten. Een ondernemer heeft van de consument aan btw ontvangen € 3.150. Hij heeft aan btw voorgeschoten € 1.470.

De ondernemer draagt nu aan de belastingdienst af € 1.680.

Slide 11 - Tekstslide

Verplichtingen ondernemer
De horecaondernemer heeft drie verplichtingen ten aanzien van de omzetbelasting:


1. doen van aangifte

2. administreren van btw

3. vermelden van btw op de factuur

Slide 12 - Tekstslide

1. Doen van aangifte
De meeste (kleine en middelgrote) ondernemingen dienen per kwartaal zelf aangifte te doen.

Dat wil zeggen dat de ondernemers zelf de bedragen moeten berekenen, een formulier (digitaal) invullen en (indien er betaald moet worden) het bedrag binnen een bepaalde termijn voldoen. Natuurlijk oefent de belastingdienst hier toezicht op uit, en heeft hiervoor belastinginspecteurs aangesteld.

Slide 13 - Tekstslide

2. Administreren van btw
De ondernemer is verplicht een nauwkeurige administratie van de btw-gelden bij te houden. Dit doet de ondernemer door, tot op de cent nauwkeurig, de btw-bedragen te noteren die hij van de gasten ontvangt en die hij voorschiet. Dit gebeurt in de boekhouding.

De rekeningen gelden als bewijsmateriaal. De ontvangen rekeningen zal de ondernemer 7 jaar moeten bewaren.

Slide 14 - Tekstslide

3. Vermelden van BTW op de factuur
De ondernemer is verplicht nota’s te sturen waarop btw-bedragen apart vermeld staan. Het sturen van de nota’s wordt factuureerplicht genoemd.

Slide 15 - Tekstslide

Eisen aan de factuur

1. factuurdatum en factuurnummer

2. de naam en het adres van de ondernemer

3. nummer van Kamer van Koophandel

4. de naam en het adres van de gast;

5. de datum waarop de goederen zijn geleverd of de diensten verleend zijn (leverdatum);

6. een duidelijke omschrijving van wat en hoeveel is geleverd, of een duidelijke omschrijving van de verleende dienst

7. de prijs exclusief btw

8. het bedrag van de btw

9. bankrekeningnummer

10. btw-nummer

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

BTW-tarieven


Er bestaan verschillende btw-tarieven. Deze hebben betrekking op het soort goederen. De drie tarieven zijn: 21%, 6% en 0%.  Er bestaan ook goederen die van btw vrijgesteld zijn.

Slide 18 - Tekstslide

21 %

Dit is het algemene tarief. Het dient voor luxegoederen betaald te worden. Over de verkoop van de volgende goederen wordt in de horeca het hoge btw-tarief berekend:

- alcoholische dranken zoals bier, wijnen, likeuren, enzovoort;

- ontvangsten automaten, zoals jukebox, gokkasten, condoomautomaten;

- verhuur van (vergader)zalen;

- winst op telefoongesprekken;

- het meerbedrag dat voor gerechten en dranken door roomservice gevraagd wordt dan in het restaurant berekend wordt.

Slide 19 - Tekstslide

6 %

Dit tarief geldt voor eerste levensbehoeften zoals voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische producten of diensten en bepaalde culturele zaken, zoals boeken, bloemen en kranten en de toegang tot musea en bioscopen.  Over de verkoop van de volgende goederen wordt in de horeca het lage btw-tarief berekend:

- voedsel waaronder ijs en gebak;

- non-alcoholische dranken zoals thee, koffie, fris, sappen;

- verhuur kamers.

Slide 20 - Tekstslide

0 %
Dit tarief geldt voor uitvoer van goederen en diensten. Ook over emballage is geen btw verschuldigd. De btw over tabak wordt door de fabrikant aan de belastingdienst afgedragen. Daardoor lijkt het voor andere ondernemers alsof tabak onder het nultarief valt.

Slide 21 - Tekstslide

Brutoverkoopprijs
De verkoopprijs zonder omzetbelasting wordt netto-omzet genoemd. De ondernemer is verplicht de netto-omzet (verkoopprijs exclusief btw) met een bedrag aan belasting te verhogen. Het bedrag waarover de belasting berekend wordt, de netto-omzet, heet de maatstaf van heffing.

       (laag btw)

       (hoog btw)

nettoverkoopprijs

       100%

       100%

btw

       6%

       21%

brutoverkoopprijs

       106%

       121%

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld



Garnalencocktail (laag btw)

Nettoverkoopprijs

100%

      € 11,80

Btw

6%

      € 0,70

(€ 11,80 : 100) × 6

Brutoverkoopprijs

106%

      € 12,50

Slide 23 - Tekstslide

Hoe vaak per jaar moet een ondernemer aangifte doen?
A
1 keer
B
2 keer
C
3 keer
D
4 keer

Slide 24 - Quizvraag

Wat is géén eis op de factuur?
A
het bedrag van de btw
B
prijs incl. btw
C
bankrekeningnummer
D
btw-nummer

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: overnachting hotel?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: verhuur vergaderzaal?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: glas cola?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: glas wijn?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: appeltaart?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 30 - Quizvraag

Hoeveel % betasting moet er betaald worden over: emballage?
A
0 %
B
6 %
C
21 %

Slide 31 - Quizvraag

Werkvorm: 1 tegen 100

De docent heeft meerkeuze vragen

gemaakt van deze les en de vorige

lessen.

1 leerling neemt het op tegen de

andere leerlingen. Als het lukt alle

tegenspelers weg te spelen heeft de

leerling gewonnen.

timer
30:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Huiswerk

Maken:


  • Boek: Financieel management
  • H 8 BTW
  • Opdrachten: 1 t/m 17



Slide 34 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen

Aan het eind van de les:

  • Weet je wat het begrip BTW betekend
  • Ken je de verplichtingen die een ondernemer aan de

    belastingdienst heeft

  • Ben je op de hoogte van de verschillende tarieven die er gelden
  • Kun je van nettoverkoopprijs naar brutoverkoopprijs rekenen

Slide 35 - Tekstslide

Vooruitblik op de volgende les

- Wanneer is de eerst volgende

   theorieles?


- Boek: Financieel management


- H 9 Kosten besparen

Slide 36 - Tekstslide