kgt 1 - chapitre 3 - herh kloktijden + luisteren bron A

PROGRAMME
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Terugblik kloktijden
  • Ecouter - bron A
  • Huiswerk
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PROGRAMME
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Terugblik kloktijden
  • Ecouter - bron A
  • Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

PHRASES-CLÉS

Slide 2 - Tekstslide

Tu en quelle classe?
A
Le mardi, j'ai anglais et géographie.
B
Je suis en cinquième.
C
C'est monsieur Duval.
D
Oui, j'aime la géographie.

Slide 3 - Quizvraag

Tu as quelles matières le mardi?
A
Le mardi, j'ai anglais et géographie.
B
À dix heures.
C
C'est monsieur Duval.
D
Oui, j'aime la géographie.

Slide 4 - Quizvraag

La récré, c'est à quelle heure?
A
Le mardi, j'ai anglais et géographie.
B
À dix heures.
C
C'est monsieur Duval.
D
Oui, j'aime la géographie.

Slide 5 - Quizvraag

Tu aimes la géographie?
A
Le mardi, j'ai anglais et géographie.
B
À dix heures.
C
C'est monsieur Duval.
D
Oui, j'aime la géographie.

Slide 6 - Quizvraag

Qui est ton prof d'histoire?
A
Le mardi, j'ai anglais et géographie.
B
À dix heures.
C
C'est monsieur Duval.
D
Oui, j'aime la géographie.

Slide 7 - Quizvraag

"Quelle heure est-il?"
A
Je suis en cinquième
B
Il est neuf heures.
C
Oui, j'aime la géographie.
D
Non, il est sympa.

Slide 8 - Quizvraag

Les heures
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?

Slide 9 - Tekstslide

Les nombres jusqu'à 11
1 = un
2 = deux
3 = trois
4 = quatre
5 = cinq
6 = six
7 = sept
8 = huit
9 = neuf
10 = dix
11 = onze

Slide 10 - Tekstslide

Hele uren
il est deux heures
HELE UREN
il est quatre heures
il est huit heures
Het is .. uur = il est .. heure(s)

Slide 11 - Tekstslide

Hele uren
HELE UREN
Als het 1 uur is, schrijf je ''heure'' zonder 's'!

Il est trois heures = Het is drie uur
Il est une heure = Het is één uur
il est une heure

Slide 12 - Tekstslide

Hele uren
HELE UREN
Let op:

Het is 12 uur 's middags = il est midi
Het is 12 uur 's nachts = il est minuit 

Slide 13 - Tekstslide

Het is 8 uur
A
Il est sept heures
B
Il est huit heure
C
Il est huit heures
D
Il est six heures

Slide 14 - Quizvraag

Het is vier uur
A
Il est six heures
B
Il est cinq heures
C
Il est quatre heures
D
Il est cinq heure

Slide 15 - Quizvraag

Het is 12 uur 's middags
A
Il est midi
B
Il est minuit
C
Il est douze heures

Slide 16 - Quizvraag

Traduisez en français
Het is zes uur

Slide 17 - Open vraag

Vertaal de kloktijd naar het Frans:
het is één uur.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.

Slide 19 - Open vraag

Je leert in dit hoofdstuk ook de schoolvakken te benoemen in het Frans. 

Sleep de juiste woordjes in het blauw naar de vertaling.
les maths
l'anglais
l'histoire
la géographie
le néerlandais
le dessin
tekenen
Nederlands
Engels
Wiskunde
aardrijkskunde
geschiedenis

Slide 20 - Sleepvraag

Wat betekent:
le contrôle
A
de controle
B
de toets
C
het huiswerk
D
de les

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent:
facile
A
leuk
B
makkelijk
C
fantasie
D
moeilijk

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent:
difficile
A
leuk
B
makkelijk
C
verschillend
D
moeilijk

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent:

Je suis fort en histoire.
A
Ik vind geschiedenis leuk
B
Ik houd van geschiedenis
C
Ik ben goed in geschiedenis
D
Ik heb huiswerk voor geschiedenis

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Prends ton livre à la page 100-101

Slide 26 - Tekstslide

Waarom reageert Jules niet heel enthousiast op de vraag: ''Ça va?''
A
Hij heeft een hekel aan school.
B
Hij heeft niet goed geslapen.
C
Hij heeft veel huiswerk.

Slide 27 - Quizvraag

Voor welke vakken heeft Jules een toets?
A
Aardrijkskunde en Engels
B
Engels en wiskunde
C
Tekenen en wiskunde

Slide 28 - Quizvraag

''Pauvre Jules!'' Waarom heeft Zoë medelijden met Jules?
A
Hij heeft een hekel aan wiskunde
B
Hij heeft twee toetsen
C
Hij vindt aardrijkskunde moeilijk

Slide 29 - Quizvraag

''Tu es sérieux?'' Waarom stelt Zoë deze vraag?
A
Jules heeft het hele weekend voor aardrijkskunde geleerd
B
Jules wil Zoë helpen met haar aardrijkskundetoets
C
Jules zegt dat hij aardrijkskunde makkelijk vindt.

Slide 30 - Quizvraag

''Hahaha! Tu rigoles!'' Waarom maakt Zoë deze opmerking?
A
Jules geeft het verkeerde antwoord op de vraag van Zoë
B
Jules is heel goed in aardrijkskunde
C
Zoë weet zelf ook het juiste antwoord niet.

Slide 31 - Quizvraag

HUISWERK
Maken: bron A opdracht 4, 5, 6 op bladzijde 100-102
Leren: vocabulaire A op bladzijde 128 van je boek

Maak de opdrachten, maak er een foto van en stuur dit uiterlijk maandag 15 februari naar mij via MS teams!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide