Les 2 - 20/27 januari

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenketting
Praten zonder na te denken!
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Studenten binnen jit zijn vaak geneigd om lang na te denken voor ze wat zeggen, om maar niet het verkeerde te zeggen.
In deze opdracht gaat het erom dat studenten meteen zeggen wat in ze opkomt. 
De ene student zegt een woord en de volgende benoemd het woord wat meteen in zij/hij opkomt.  
2 waarheden, 1 leugen
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Met deze introductie werkvorm kom je in gesprek met elkaar en breek je het ijs.
Deze activiteit bevordert:
netwerken
creativiteit
communicatie

Benodigd materiaal
papier (post-it)
pennen

Spelverloop/ instructie
Iedereen schrijft twee dingen op over zichzelf die WAAR zijn en één LEUGEN. Vervolgens gaat iedereen met elkaar in gesprek om te achterhalen wat waar en niet waar is bij de ander.
De studenten krijgen twee minuten de tijd om hun drie items op te schrijven. Afhankelijk van het aantal studenten krijgen ze de tijd om bij elkaar te achterhalen wat waar is en wat niet waar is.

Differentiatie
Laat per student de 3 items opnoemen om de groep te laten bepalen wat waar en wat niet waar is.
Als je 3 waarheden en een leugen wilt spelen is dat natuurlijk helemaal ok, het duurt dan iets langer.

Bevriezen   &
Ontdooien

Slide 4 - Tekstslide

2 of 3 studenten per keer. 
Studenten krijgen een locatie, een voorwerp en per persoon een personage toegewezen. Hierna start de opdracht. 
Daarna krijgen ze een nieuwe locatie/personage/voorwerp toegewezen die duidelijk naar voren moet komen in de improvisatie. Ze gaan met elkaar in gesprek en moeten dus improviseren naar aanleiding van de locatie, voorwerp en het personage. 
Als ik zeg bevries staan de studenten muisstil. . Als ik roep ontdooi gaan ze hiermee verder. 

Daarna wisselen met 3 nieuwe personen. 


Emoties vergroten 

Slide 5 - Tekstslide

Emoties vergroten, uitten van emoties. 
Om de beurt  zeggen de studenten steeds dezelfde zin, de zin zeggen ze met bepaalde emoties, Hoe vaker de zin wordt gezegd, hoe groter de emotie wordt. 
Bijvoorbeeld:

Ik ga morgen met de fiets naar school. 
Kies vervolgens voor een emotie, bijv. verdrietig/boos etc. Jij als docent zegt de eerste zin zonder emotie. De volgende zegt het iets verdrietiger/bozer, de volgender nóg verdrietiger/bozer. Zo ga je de kring rond tot iedereen geweest is. 

Voorbeeld zinnen om te gebruiken:
ik ga morgen met de trein naar school.(Verdrietig)
vanavond zie ik mijn vrienden weer (blij)
morgen ga ik beginnen in een nieuwe klas (zenuwachtig)
Volgende week ga ik op vakantie naar Spanje (geïrriteerd). 
Vanmiddag moet ik naar de tandarts (bang)
Het verborgen woord

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Justin Bieber

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Olifant

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trouwring

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verborgen woord

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mondkapjesplicht

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sportactiviteit

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zonnebril

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verborgen woord

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bureaustoel

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voetbalstadion

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Premier Mark Rutte

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verborgen woord

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies