ned 3F: taalverzorging Samenhang: verwijzen, signaalwoorden, opbouw tekst

Taalverzorging samenhang 3F
Verwijzen
Signaalwoorden

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging samenhang 3F
Verwijzen
Signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Naar een DE-woord verwijs je met DIE
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Met het verwijswoord
'met wie'
verwijs je naar...
A
een mens
B
een dier
C
een ding

Slide 13 - Quizvraag

Gisteren gingen hun zwemmen.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Zij waren gisteren aanwezig, maar ze staan op afwezig.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Signaalwoorden

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

verband
A
het ene heeft met het andere te maken
B
beginnen
C
hoe je iets gebruikt
D
het kunnen van iets

Slide 19 - Quizvraag

Tegenstellend verband
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord geeft een verband in de tijd aan (chronologisch verband)?
A
Daarentegen
B
Omdat
C
Vanwege
D
Toen

Slide 21 - Quizvraag

Er is een verband tussen vervuiling en de opwarming van de aarde.
Verband =
A
ze hebben iets met elkaar te maken
B
ze gebeuren op hetzelfde moment

Slide 22 - Quizvraag

Welk verband is dit?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 23 - Quizvraag

tegenstellend verband
A
eerst
B
daarna
C
echter
D
daarom

Slide 24 - Quizvraag

Tekststructuur

Slide 25 - Tekstslide

Schrijfplan/-schema

Slide 26 - Tekstslide

Schrijfplan/-schema
Titel
Inleiding (1 alinea) (inleiding, voorbeeld, als eerste.. signaalwoorden)
Middenstuk (mag meerdere alinea's/kopjes met deelonderwerpen)
  • Deelonderwerp 1
  • Deelonderwerp 2 Wat is het verband met de vorige alinea?
  • Deelonderwerp 3
Slot (1 alinea) (samenvattend, concluderende signaalwoorden)

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!

Slide 28 - Tekstslide