Formatieve toets H2, 3.3 en 3.5 cellen

Toetsregels en cijfer
De formatieve toets duurt ongeveer 20 minuten
Je mag tijdens de toets geen boek of internet gebruiken
Je mag niet overleggen of met een ander meekijken tijdens de toets

Ben je klaar met de toets? Klik dan op inleveren!
Pak alvast een microscoop en materiaal om een preparaat te maken van de rode ui. 

Zodra de docent de toets heeft nagekeken en vrijgegeven (vrijdag) kan je het cijfer zien in LessonUp. (Schaduwcijfer - telt niet mee).
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Toetsregels en cijfer
De formatieve toets duurt ongeveer 20 minuten
Je mag tijdens de toets geen boek of internet gebruiken
Je mag niet overleggen of met een ander meekijken tijdens de toets

Ben je klaar met de toets? Klik dan op inleveren!
Pak alvast een microscoop en materiaal om een preparaat te maken van de rode ui. 

Zodra de docent de toets heeft nagekeken en vrijgegeven (vrijdag) kan je het cijfer zien in LessonUp. (Schaduwcijfer - telt niet mee).

Slide 1 - Tekstslide


Planten en dieren
Vacuolen zijn betrokken bij de afbraak van grote moleculen (macromoleculen) en het
hergebruik van de afbraakproducten in de cel. Celorganellen zoals mitochondriën en plastiden kunnen geheel in de vacuole worden afgebroken. Door deze activiteiten zijn de vacuolen vergelijkbaar met organellen die in dierlijke cellen voorkomen. 
Welk type organel in dierlijke cellen heeft een vergelijkbare functie?

A
een lysosoom
B
een ribosoom
C
het endoplasmatisch reticulum
D
het golgisysteem

Slide 2 - Quizvraag

Welk nummer is het mitochondrium en wat is de functie?
A
nr 9: het zorgt voor energie (ATP) in de cel
B
nr 9: het zorgt voor vervoer van eiwit in de cel
C
nr 6: het zorgt voor energie (ATP) in de cel
D
nr 6: het zorgt voor vervoer van eiwit in de cel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen
DNA en RNA?
A
RNA kan buiten de celkern komen
B
DNA heeft een dubbele helix en RNA een enkele
C
RNA heeft Uracil i.p.v. Thymine
D
A, B, en C zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

DNA : ACTCGATTACCG
Wat is de RNA van deze DNA
A
TGAGCTAATGGC
B
UGAGCUAAUGGC
C
ACTTCGTACGGT
D
TGUGCTUUTGGC

Slide 5 - Quizvraag


Eiwitsynthese
De afbeelding is een vereenvoudig schema van de eiwitsynthese.
- Leg kort uit wat er gebeurd bij stap 1 en stap 2 en waar in de cel elke stap plaatsvindt.

Slide 6 - Open vraag

Een stukje van de code van het RNA van is:
AUA - UUU - GCC
Welke aminozuren worden in de cel gevormd met dit stukje RNA? (Binas!)

Slide 7 - Open vraag

Op welke afbeelding zijn chromatiden van één chromosoom in één cel weergegeven tijdens het eerste gedeelte van de mitose?
A
B
C

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen en hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel na de S-fase?
A
23 chromosomen en 23 chromatiden
B
23 chromosomen en 46 chromatiden
C
46 chromosomen en 46 chromatiden
D
46 chromosomen en 92 chromatiden

Slide 9 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen voor Osmose:
1. Wat verplaatst zich door een membraan?
2. Wat is de richting van de verplaatsing, gelet op de osmotische waarden?
3. Is het actief of passief transport?

Slide 10 - Open vraag

Waar of niet waar?
1. De stevigheid van dierlijk weefsel ontstaat
door stevige celwanden
2. Dierlijke weefsels bewaar je het beste
in een isotone oplossing
A
1 en 2 beide waar
B
1 waar, 2 niet waar
C
1 niet waar, 2 waar
D
1 en 2 beide niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een planten en dierencel worden in een hypotonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cellen?
A
beide cellen gaan dood
B
alleen de dierlijke cel gaat dood
C
alleen de plantaardige cel gaat dood
D
beide cellen blijven leven

Slide 12 - Quizvraag

De amoebe eet hier een bacterie, welke vorm van transport is dit?

Slide 13 - Open vraag

einde van de toets
Nu de toets inleveren

Slide 14 - Tekstslide