astma en copd

Astma en COPD
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Astma en COPD

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het primaire effect van beta-sympathicomimetica op de luchtwegen?
A
Vernauwing van de luchtwegen
B
Ontspanning van de gladde spieren van de luchtwegen
C
Verhoogde slijmproductie
D
Afname van de ademhalingsfrequentie

Slide 2 - Quizvraag

Welke receptor wordt voornamelijk gestimuleerd door beta-2-agonisten in de longen?
A
Alfa-1-receptor
B
Muscarinereceptor
C
Beta-1-receptor
D
Beta-2-receptor

Slide 3 - Quizvraag

Welke van de volgende medicamenten is een kortwerkende beta-2-agonist (SABA)?
A
Tiotropium
B
salbutamol
C
Fluticason
D
ipratropium

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van beta-2-agonisten?
A
trage hartslag
B
tremoren
C
gewichtstoename
D
verlaagde bloeddruk

Slide 5 - Quizvraag

Langwerkende beta-2-agonisten (LABA)
A
Acute astma-aanvallen
B
Chronische onderhoudsbehandeling van astma en COPD
C
allergische reacties
D
longontstekingen

Slide 6 - Quizvraag

Waarom wordt het gebruik van alleen een langwerkende beta-2-agonist (LABA) zonder inhalatiecorticosteroïden niet aanbevolen bij astma?
A
Het verhoogt het risico op luchtweginfecties
B
Het kan leiden tot verslechtering van de longfunctie op lange termijn
C
Het verhoogt het risico op astma-gerelateerde sterfte
D
Het veroorzaakt geen bronchodilatatie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de aanbevolen gebruiksfrequentie voor een kortwerkende beta-2-agonist (SABA) zoals salbutamol?
A
elke 4-6 uur indien nodig
B
elke dag op vaste tijden
C
1 keer per dag s'ochtends
D
alleen s'avonds voor het slapen gaan

Slide 8 - Quizvraag

Bij overmatig gebruik van een kortwerkende beta-2-agonist (SABA) kunnen patiënten het risico lopen op:
A
verslaving van het medicijn
B
Verhoogde luchtweggevoeligheid en afname van effectiviteit
C
longfibrose
D
longemolie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkingsmechanisme van tiotropium, een langwerkende muscarine-antagonist (LAMA)?
A
Het blokkeert de bèta-receptoren in de longen
B
Het remt ontstekingsprocessen
C
Het ontspant de gladde spieren rond de luchtwegen door acetylcholine-receptoren te blokkeren
D
Het stimuleert de productie van slijm

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het effect van roken op de werkzaamheid van inhalatiecorticosteroïden?
A
verhoogde effecticiteit
B
verminderde effectiviteit
C
geen invloed
D
verhoogd risico op bijwerkingen

Slide 11 - Quizvraag

Welke waarde wordt gemeten bij een peakflowmeter?
A
De hoeveelheid zuurstof in het bloed
B
De snelheid van uitademing
C
De capaciteit van de longen
D
De hoeveelheid lucht die in- en uitgeademd kan worden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een normale FEV1/VC-ratio bij spirometrie?
A
0.3
B
0.5
C
0.7 of hoger
D
1,0

Slide 13 - Quizvraag

Welke parameter geeft de ernst van COPD aan?
A
zuurstofsaturatie
B
FEV1
C
hartslag
D
bloeddruk

Slide 14 - Quizvraag

Welke stelling over het gebruik van inhalatiecorticosteroïden is juist?
A
Ze moeten alleen bij acute aanvallen worden gebruikt
B
Ze worden dagelijks gebruikt om ontsteking in de longen te verminderen
C
Ze zijn alleen bedoeld voor gebruik in combinatie met luchtwegverwijders
D
Ze kunnen direct gestopt worden zonder afbouw

Slide 15 - Quizvraag

Welke rol speelt voeding bij de behandeling van COPD?
A
Voedingssupplementen zijn altijd nodig
B
Het is belangrijk om ondergewicht te voorkomen
C
Voeding heeft geen invloed op COPD
D
Alleen een eiwitrijk dieet is van belang

Slide 16 - Quizvraag

Welke complicatie komt vaak voor bij patiënten met ernstige COPD?
A
osteoporose
B
longfibrose
C
pneumothorox
D
cor pulmonale

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kan COPD het hart beïnvloeden?
A
COPD verhoogt de bloeddruk direct
B
COPD kan leiden tot rechterhartfalen
C
COPD heeft geen invloed op het hart
D
COPD vermindert de kans op hartritmestoornissen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een risicofactor voor osteoporose bij COPD-patiënten?
A
Langdurig gebruik van orale corticosteroïden
B
gebruik van antibiotica
C
gebruik luchtwegverwijders
D
te weinig slaap

Slide 19 - Quizvraag

SABA (Short-Acting Beta-2 Agonists)

    Werking: Kortwerkende beta-2 agonisten zorgen voor snelle ontspanning van de gladde spieren in de luchtwegen, wat leidt tot bronchodilatatie (verwijding van de luchtwegen).
    Gebruik: Vooral voor acute verlichting van benauwdheid, zoals bij een astma-aanval of plotselinge verergering van COPD.
    Werkingsduur: Effect treedt binnen enkele minuten in en houdt 4-6 uur aan.
    Voorbeelden: Salbutamol (Ventolin), Terbutaline (Bricanyl).
    Bijwerkingen: Tremoren, hartkloppingen, nervositeit.

Slide 20 - Tekstslide

LABA (Long-Acting Beta-2 Agonists)
    Werking: Langwerkende beta-2 agonisten werken op dezelfde manier als SABA, maar hebben een langere werkingsduur.
    Gebruik: Gebruikt voor de onderhoudsbehandeling van astma en COPD om symptomen op de lange termijn te verminderen. Ze worden vaak gecombineerd met inhalatiecorticosteroïden (ICS) bij astma.
    Werkingsduur: 12 tot 24 uur, afhankelijk van het middel.
    Voorbeelden: Salmeterol (Serevent), Formoterol (Foradil, Oxis), Indacaterol (Onbrez).
    Bijwerkingen: Vergelijkbaar met SABA, maar milder door geleidelijke afgifte.

    Let op: LABA mag bij astma niet zonder corticosteroïden worden gebruikt vanwege het risico op ernstige complicaties

Slide 21 - Tekstslide

LAMA (Long-Acting Muscarinic Antagonists)
Werking: Langwerkende muscarine-antagonisten blokkeren de muscarinereceptoren in de luchtwegen, wat leidt tot ontspanning van de gladde spieren en vermindering van slijmproductie.
Gebruik: Voornamelijk voor de onderhoudsbehandeling van COPD, soms bij ernstige astma. Ze zijn bijzonder effectief bij het voorkomen van exacerbaties bij COPD.
Werkingsduur: 24 uur of langer, waardoor ze eenmaal daags worden gebruikt.
Voorbeelden: Tiotropium (Spiriva), Glycopyrronium (Seebri), Aclidinium (Eklira).
Bijwerkingen: Droge mond, urinewegaandoeningen, zelden verhoogde intraoculaire druk (glaucoomrisico).

Slide 22 - Tekstslide

aan welke processen kan je werken in de apotheek op basis van astma/copd

Slide 23 - Woordweb

onderwerpen Apotheek
  • schimmelinfectie
  • osteoporose
  • 6 maanden check
  • exarcebaties
  • overgebruik
  • roken?

Slide 24 - Tekstslide

Wat wordt jullie onderzoek/plan voor in de apotheek

Slide 25 - Open vraag

welke vragen van je eigen plan roept dit op?
Vraag ook aan elkaar hoe je het plan ziet (werk in 2 tallen)

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de werking van parasympathicolytica?
A
Ze verhogen de productie van acetylcholine in de luchtwegen
B
Ze blokkeren de werking van acetylcholine in het parasympathisch zenuwstelsel
C
Ze stimuleren de activiteit van het sympathisch zenuwstelsel
D
Ze vernauwen de luchtwegen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een veelvoorkomend gebruik van parasympathicolytica bij luchtwegaandoeningen?
A
Om ontstekingen in de longen te verminderen
B
Om de luchtwegen te vernauwen bij astma-aanvallen
C
Om de luchtwegen te verwijden door blokkade van muscarinereceptoren
D
Om de hartslag te verlagen

Slide 29 - Quizvraag

Welke bijwerking wordt vaak geassocieerd met parasympathicolytica?
A
hartkloppingen
B
droge mond
C
gewichtstoename
D
misselijkheid

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een belangrijk verschil tussen parasympathicolytica en beta-2 agonisten in de behandeling van COPD?
A
Parasympathicolytica werken sneller dan beta-2 agonisten
B
Parasympathicolytica hebben een langer durend effect op de luchtwegen
C
Beta-2 agonisten blokkeren muscarinereceptoren
D
Parasympathicolytica zijn effectiever voor acute astma-aanvallen

Slide 31 - Quizvraag