gebruik je om statistische gegevens samen te vatten
Er zij drie centrummaten:
- gemiddelde,
- modus,
- mediaan
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Centrummaten
gebruik je om statistische gegevens samen te vatten
Er zij drie centrummaten:
- gemiddelde,
- modus,
- mediaan
Slide 1 - Tekstslide
De klasse met de grootste frequentie noem je de modale klasse.
Slide 2 - Tekstslide
Spreidingsmaten
met spreidingsmaten geef je aan hoe ver gegevens van elkaar af liggen.
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn drie spreidingsmaten:
- spreidingsbreedte ( het verschil tussen het grootste en het kleinste waarneming)
- kwartielafstand ( het verschil tussen het derde kwartiel en het eerste kwartiel)
Slide 4 - Tekstslide
- standaardafwijking ( zegt iets over de spreiding rond het gemiddelde)
Slide 5 - Tekstslide
Zet de centrummaten links en de spreidingsmaten rechts
Gemiddelde
Mediaan
Modus
Spreidingsbreedte
Standaardafwijking
(inter)kwartielafstand
Slide 6 - Sleepvraag
Wat kun je zeggen over een kwalitatieve variabele?
A
Wordt uitgedrukt in een getal
B
Verschillen hebben een eenduidige betekenis
C
Kan discrete en continue zijn
D
Wordt meestal niet uitgedrukt in een getal
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat is een 'discrete variabele'
A
Hiervan moet de betekenis onbekend (geheim) blijven
B
Heeft geen natuurlijk nulpunt
C
Kan alleen losse waarden aannemen
D
Kan niet kleiner zijn dan 0
Slide 9 - Quizvraag
De variabele 'windsnelheid' is
A
Kwalitatief, Nominaal
B
Kwantitatief, Discreet
C
Kwalitatief, Ordinaal
D
Kwantitatief, Continue
Slide 10 - Quizvraag
De variabele 'geboortejaar' is
A
Kwalitatief, Nominaal
B
Kwantitatief, Discreet
C
Kwalitatief, Ordinaal
D
Kwantitatief, Continue
Slide 11 - Quizvraag
Diagrammen bij data
Slide 12 - Tekstslide
Samenhang en causaliteit
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Samenhang en causaliteit
Samenhang: leerlingen die gezonder eten scoren beter op hun wiskunde eindexamen.
Causaliteit: leerlingen die beter opletten in de les scoren beter op het eindexamen wiskunde.
Slide 15 - Tekstslide
Voorwaarden voor causaliteit
1. Oorzaak gaat vooraf aan gevolg.
2. Er zijn geen andere variabelen die de samenhang kunnen verklaren.
Slide 16 - Tekstslide
Exit-vraag:
Het aantal huizen met een zwembad in de tuin in een bepaalde wijk, lijkt samen te hangen met hoe vaak de inwoners van die wijk op vakantie gaan. Is hier sprake van een oorzakelijk verband? Waarom wel / niet?
Slide 17 - Open vraag
Groepen vergelijken
Slide 18 - Tekstslide
Groepen vergelijken
1. Phi-coëfficiënt
2. Boxplots vergelijken
3. Effectgrootte
4. Max VCP
Slide 19 - Tekstslide
Phi-coëfficiënt
Slide 20 - Tekstslide
Boxplots vergelijken
Slide 21 - Tekstslide
Effectgrootte
Slide 22 - Tekstslide
Max VCP
Slide 23 - Tekstslide
Max VCP (verschil cumulatief percentage)
Groep A
Groep B
Cum. A
Cum. B
Rel. Cum. A
Rel. Cum. B
Zeer oneens
5
3
Oneens
10
20
Neutraal
20
10
Eens
10
7
Zeer eens
5
10
Slide 24 - Tekstslide
Phi-coëfficiënt
Boxplots vergelijken
Effectgrootte
Max VCP
Van een groep leerlingen vinden 56 jongens het nieuwe rooster fijn en 432 niet, tegenover 64 meisjes wel en 512 niet.
De gemiddelde leeftijd van de mannen in de schoolleiding is 42 jaar, met een standaardafwijking van 3,6 jaar. Bij de vrouwen is dit 36,5 jaar, met een standaardafwijking van 1,2 jaar.
In groep A ligt het 95% betrouwbaarheidsinterval tussen 11,2 - 14,8. Bij groep B tussen 10,8 - 13,6. Bij beide groepen is de standaardafwijking gelijk aan 0,7.
Slide 25 - Sleepvraag
Boxplots vergelijken
Onderzoek het verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft het aantal uur tv kijken per uur.
Slide 26 - Tekstslide
Boxplots vergelijken
Onderzoek het verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft het aantal uur tv kijken per uur.
Slide 27 - Tekstslide
Boxplots vergelijken
Onderzoek het verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft het aantal uur tv kijken per uur.
Slide 28 - Tekstslide
Kwantificeren van een verschil bij ordinale variabele
max. Vcp berekenen:
Cumulatieve percentage berekenen bij 2 groepen
Bij elke categorie het verschil van de cumulatieve percentages berekenen
Bepaal het grootste verschil, dat is je max. Vcp
Slide 29 - Tekstslide
Bepaal relatieve percentages
Slide 30 - Tekstslide
Bepaal cumulatieve percentages
Slide 31 - Tekstslide
Bereken van elke categorie het verschil van de cumulatieve percentages
Slide 32 - Tekstslide
Bepaal max. Vcp
Dus max. Vcp = 11,6
max Vcp 20
Dus het verschil is gering
≤
Slide 33 - Tekstslide
Kwantificeren van een verschil bij kwantitatieve variabele
Effectgrootte berekenen:
Slide 34 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Het gewicht van een groep van 8000 producten is normaal verdeeld met gemiddeld 500 gram en standaardafwijking 15 gram.
1. Welk percentage producten weegt minder dan 485 gram?
2. Hoeveel procent van de producten weegt meer dan 530 gram?
3. Wat weet je van het gewicht van de middelste 95% van deze producten?
Slide 35 - Tekstslide
Begrippen
Steekproefproportie:
Populatieproportie:
Representatieve steekproef:
Slide 36 - Tekstslide
De normale verdeling
Slide 37 - Tekstslide
Bij een normale verdeling zit 34% van de waarnemingen tussen
A
μ−σenμ+σ
B
μ−2σenμ
C
μ−σenμ
D
μ+3σenμ
Slide 38 - Quizvraag
Waar vind je mu+sigma als je kijkt naar een normale verdeling
A
34%
B
84%
C
50%
D
16%
Slide 39 - Quizvraag
Op hoeveel procent zit de mu bij een normale verdeling?
A
34%
B
13,5%
C
50%
D
2,5%
Slide 40 - Quizvraag
Oefenen
In een ziekenhuis liggen 1000 mensen, waarvan 50 een
levensbedreigende ziekte hebben. In een steekproef van 80 kinderen op de kinderafdeling blijken er 4 een levensbedreigende ziekte te hebben.
a Bereken de populatieproportie en de steekproefproportie.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.