FL2 adverbs p19

Welcome!   
Phone on table facing down

books+notebook+ diary + pen  on table

Today:  adverbs



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
CambridgeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welcome!   
Phone on table facing down

books+notebook+ diary + pen  on table

Today:  adverbs



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 5 chapter 2
Today's goals: 
At the end of this lesson you know:
-what an adverb is
- the difference between an adverb and an adjective
- when to use which


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 5 chapter 2
How:
Start lesson (5)
Homework (5)
Expl adverbs&test Qs (15)
M p19 (15)
Check p19 (10)
Goals scan (10)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Previous lesson?
Homework for today was:
Lr BU ch 3&28
+ iverbs 42-83


Start lesson (5)
Homework (5)

Expl adverbs &test Qs (15)

M p19 (15)
Check p19 (10)

Goals scan (10)

Slide 4 - Tekstslide

listening
Homework in diary         
Friday booktest Othello - bring book, don't use
w41 London
w42 Autumn holiday
Mo 24th of Oct: no English - TB
Wednesday the 26th of Oct: irr verbs 1-83

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lazy cat Tombili
This lazy cat's name was Tombili. Everyday, he lazily sat on this curb. The people loved this chubby cat and his relaxed attitude. They quickly took photos of him. When he sadly passed away, people put a  beautiful statue of him at this urban location. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why were some words written in bold?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

There were two types of words written in bold.
What are the two types?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Parts of speech Part 1
noun = name of person, place, thing or idea
pronoun = used instead of noun = personal, possessive, object, reflexive
(I, My, Mine (poss adj.), Me, Myself)
Verb = describes an action or being (I am/have)
Adjective = says something about a noun or pronoun
(good idea)


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parts of speech Part 2
Adverb = says something about verb, adjective or another adverb (walked away quickly)
Preposition = word placed before noun or pronoun to modify that word (prep of time, place, movement - on the table, at six)
conjunction = joins words, phrases or sentences (but, and, while, because)
Interjection = word to express emotions, often folowed by exclamation mark. (Oops! Sorry! Wow!)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjective/Adverb
Adjective (bijv. nmwd) says something about a noun (person/thing)= A beautiful house

Adverb (bijwoord) says something about a verb, an adjective ort another adverb = She sings beautifully

Adverb = adj + ly
wonderful = wonderfully  terrible = terribly    easy =easily
ironic=ironically    long/hard/fast stay same       irr: good-well


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TB p19
M ex 1,2,3,4&5
Check

Start lesson (5)
Homework (5)

Expl adverbs &test Qs (15)

M p19 (15)
Check p19 (10)

Goals scan (10)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

End of lesson test 
questions

Start lesson (5)
Homework (5)

Expl adverbs &test Qs (15)

M p19 (15)
Check p19 (10)

Goals scan (10)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 5 chapter 2
Today's goals: 
At the end of this lesson you know:
-what an adverb is
- the difference between an adverb and an adjective
- when to use which


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How well have you met today's goals?
0100

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Next lesson
Booktest Othello

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

He _______ reads a book.
A
quick
B
loud
C
quickly
D
slowily

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It is a ______ day today. The class is _______ loud today.
A
terrible, terribly
B
terribly, terrible
C
terrible, terrible
D
terribly, terribly

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

After the accident, the bus driver was _____ injured.
A
serious
B
seriously

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The tajine smells _____.
A
good
B
well.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Our basketball team played _____ last Friday.
A
bad
B
badly

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He is very sensible. He always drives the car very ________.
A
careful
B
carefully

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She is a great singer. She sings the song _____.
A
good
B
well

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You can _____ open this box.
A
easy
B
easily

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefenen met 
de adverbs & adjectives?



Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies