In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Planning
korte herhaling 5.3 + 5.8 met vraag
leerdoelen
uitleg 5.9
aan de slag met opdrachten 5.9
nakijken opdrachten 5.9
bij tijd over uitleg 5.4
aan de slag met opdrachten 5.4
Slide 1 - Tekstslide
Een recessief alles komt tot uiting als er een dominant gen aanwezig is?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die bepaalde delen van de hersenen aantast. Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief?
A
dominant, dat kun je uit de afbeelding opmaken
B
recessief, dat kun je uit de afbeelding opmaken
C
dit kun je niet uit de gegevens opmaken
Slide 3 - Quizvraag
Welke combinatie basenparen is juist?
A
A - G & T - C
B
A- C & T - G
C
A - T & G - C
D
Alle combinaties
Slide 4 - Quizvraag
wat is een mutatie?
A
verandering in de fenotype
B
ontstaan van een organisme
C
verandering in de genotype
D
ontstaan van DNA
Slide 5 - Quizvraag
Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel
D
Geen van beiden
Slide 6 - Quizvraag
Noem nog een aantal mutagene invloeden:
Slide 7 - Open vraag
Fenotype
Homozygoot
Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa
Slide 8 - Sleepvraag
Leerdoel 5.9
Ik kan een kruisingsschema opstellen en daaruit de kans op een bepaald genotype bij de nakomelingen van de kruising afleiden.
Slide 9 - Tekstslide
Kruisingen
Bij een kruising krijgen twee ouders samen nakomelingen.
Een kruising is een overzicht van:
Fenotypen en genotypen van ouders
De allelen (AA/ Aa/ aa) in de geslachtscellen
De mogelijke genotypen en fenotypen van de nakomelingen
Slide 10 - Tekstslide
Kruisingen
In een kruisingsschema worden de generaties aangegeven door:
P: Ouders (... x ...)
F1 : De 1ste generatie nakomelingen (kinderen)
F2: De 2de generatie nakomelingen (kleinkinderen)
Slide 11 - Tekstslide
In een geslachtscel zit altijd:
De helft van het aantal chromosomen uit een lichaamscel
1 allel van ieder gen
1 van de 2 geslachtschromosomen
Slide 12 - Tekstslide
Stappenplan
Schrijf het fenotype van beide ouders op inclusief het geslacht.
Schrijf het genotype van beide ouders er onder (in gensymbolen)
Schrijf de allelen in de geslachtscellen (in gensymbolen) op.
Maak het kruisingsschema.
Schrijf onder het schema de verhouding in genotypen op
Schrijf ook de verhouding in fenotype erbij.
1:1
bruin - wit
Slide 13 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.
Slide 14 - Tekstslide
kruisingsschema
P
Allel in de geslachtscellen
Allel in de geslachtscellen
Slide 15 - Tekstslide
P1 (man) heeft bruine ogen genotype AA
P2 (vrouw) heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 16 - Sleepvraag
P1 (man) heeft bruine ogen genotype Aa
P2 (vrouw) heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
a
a
a
T
A
A
a
a
a
a
a
a
Slide 17 - Sleepvraag
Klopt het kruisingsschema? bruin = dominant blauw = recessief Rex (vader) = heterozygoot Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 18 - Quizvraag
Gain je boek
aan de slag met 5.9
opdracht 1 t/m 3
Ben je hier klaar mee,
lees dan blz. 128 + 129 + 130
maak daarna een begin met 5.4
opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 11
Slide 19 - Tekstslide
Nakijken 5.9 opdracht 1 t/m 3
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoelen 5.4
Ik kan beschrijven hoe transcriptie en eiwitsynthese
plaatsvinden in de cel.
Ik kan benoemen dat de genetische variatie toeneemt door spontane mutaties.
Bevat informatie voor hoe je eruitziet en voor het functioneren van je organen en cellen.
Voor elke eigenschap en elk proces zijn een of meer genen nodig.
Slide 22 - Tekstslide
DNA-sequentie
Volgorde van de basenparen.
DNA-sequentie bevat informatie over vormen van een eiwit (bijv. melanine -> pigment in huid en ogen).
Slide 23 - Tekstslide
genexpressie
Genen bevatten informatie voor maken van eiwitten en regelen processen.
Eiwitten bepalen kleur, werking, vorm van je lichaam
DNA-volgorde (sequentie) van een gen bevat het recept voor het maken van een eiwit
Slide 24 - Tekstslide
Transcriptie
Wanneer een gen in een cel tot uiting komt (genexpressie) wordt de DNA-sequentie (recept) van dat eiwit afgelezen en verwerkt -> Eiwitsynthese (samenstellen).
het aflezen heet Transcriptie.
Slide 25 - Tekstslide
Ribosomen
De afgelezen kopie heet RNA
Het RNA wordt in het ribosoom (eiwitfabriekje in de cel) vertaald naar het juiste eiwit.
coronavaccin?
Slide 26 - Tekstslide
Spontane mutatie
Bij elke celdeling worden chromosomen gekopieerd.
Fouten in kopie zorgen voor verandering basenvolgorde.
Mutatie in geslachtscel of tijdens ontwikkeling embryo zorgt ervoor dat dit in alle lichaamscellen terecht komt.