Adjectieven (bijvoeglijk naamwoord) les 1

Het Adjectief
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het Adjectief

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL VAN DE LES
Je leert de betekenis  van het adjectief. 
Je leert hoe je het adjectief in een zin kan gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

  • Wat is het adjectief?
  • Uitleg
  • Opdrachten maken
  • Afsluiten en vooruitblikken naar volgende week. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Wat is een adjectief?
Geef een voorbeeld in het Engels
of in het Nederlands.

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het Adjectief
  • Een adjectief vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Dus: een adjectief vertelt iets over over een Substantief. (noun)
Voorbeelden:
  • De blauwe trui.
  • De aardige vrouw.
  • Het leuke kind.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is ook alweer een zelfstandig naamwoord? --> Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Je kunt meestal een lidwoord (de, het of een) voor het zelfstandig naamwoord zetten.
Schrijf in 1 minuut zoveel mogelijk
adjectieven op in het Nederlands.
timer
1:00
timer
1:00
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het adjectief

Een adjectief staat vaak (often) direct vóór (in front of) een substantief (noun). 

  • De gelukkige jongen 
  • De warme zomers 
  • Een grappig kind

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het adjectief
Soms (Sometimes) staat het adjectief aan het einde van de zin. 

De bal is rond
De huizen nieuw
De muziek is goed.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerdere (multiple) adjectieven in een zin
Een zin kan ėėn of meer adjectieven hebben.
Voorbeeld:
Mijn oom is een sterke en aardige man.
Ik ben vriendelijk en behulpzaam.
Mijn trouwe hond is erg speels.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het adjectief? (Which word is the adjective in the sentence?)

Dian schreef een keurige mail.
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het adjectief? (Which word is the adjective in the sentence?)

Heb jij die leuke video gezien?
A
leuke
B
video
C
gezien
D
jij

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het adjectief? (Which word is the adjective in the sentence?)

Mijn bruine poes ligt in haar knusse bed.
A
bruine
B
kat
C
bed
D
knusse

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een adjectief?
A
Dit woord zegt iets over een verbum(verb).
B
Dit woord zegt iets over een prepositie.
C
Dit woord zegt iets over een substantief(noun).
D
Dit woord zegt iets over een artikel(article).

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Adjectief -e of geen e
Vaak komt er een -e achter het woord, maar niet altijd. 
Staat het adjectief aan het einde van de zin, dan staat er GEEN -e erachter!
  • Een leuke klas. / De klas is leuk.
  • De grappige jongen. / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis. / Een prachtig vakantiehuis.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectief -e of geen e
Met -e:
  • Na het artikel 'de' en 'het' 
  • De grote jongen. / Het lekkere gerecht.

  • Na het artikel een' als het woord een de-woord is (mannelijk of vrouwelijk)
  • Een leuke vriendin(de) / Een fantastische show(de)

  • Als er géén artikel voor een woord in het meervoud staat
  • Slimme leerlingen. / Grote groepen.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het adjectief?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het adjectief?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Generalisations
1. An adjective is .............................................................................................................................................
2. Sometimes, the adjective is in front of the .............. 
Example: ............................................................................................................................................................. 3. Sometimes, the adjective s at the  end of a sentence.
Example: ............................................................................................................................................................. 
3. When the article is 'de' or 'het' we always need to add the letter '...' next to the adjective.
 Example: de .......... (adjective)............. (noun) 
                     het .......... (adjective)............. (noun) 
4. When we replace the article of a 'het' word with 'een', we do NOT add '..' next to the adjective.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het stoffelijk adjectief
  • Een stoffelijk adjectief vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is. 

Voorbeelden:
  • Het gouden horloge.
  • Een papieren tas.
  • De houten tafel.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk adjectief?
Schrijf -en achter het materiaal.
houten / papieren / zilveren / ijzeren

Enkele uitzonderingen: 
plastic, badstof, nylon, aluminium en suéde!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk adjectief?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk adjectief?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu jullie..

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de oefeningen

Je werkt samen of alleen
Maak de opdrachten


Klaar?? 
- pak je leesboek
- pak je grammatica boek

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De antwoorden
Je kijkt de opdracht van je buurman of buurvrouw na.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu de regels over het adjectief.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week
Excursie!!!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies