1.6 stam + ik-vorm

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 1.6
1.	Lesopening
2.	Terugblik
3.	Lesdoel
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 28.

3. lesdoel

Aan het eind van deze les:

- kun je het verschil uitleggen tussen de ik-vorm en de stam van een werkwoord. 

Stam

De stam van een werkwoord is het hele werkwoord zonder -en.

Bijvoorbeeld:

Wachten -> wacht

Schrijven -> schrijv

Zitten -> zitt

Geef de stam van: vallen

Geef de stam van: krijsen

Geef de stam van: geven

Geef de stam van: pakken

Geef de stam van: vrezen

Ik-vorm

De ik-vorm is vaak gelijk aan de stam, maar niet altijd. Je moet soms een klinker toevoegen, een medeklinker weglaten of een letter veranderen.

Bijvoorbeeld:

Schrijven -> schrijv -> ik schrijf

Zitten -> zitt -> ik zit

Geef de ik-vorm van: vallen

Geef de ik-vorm van: krijsen

Geef de ik-vorm van: geven

Geef de ik-vorm van: pakken

Geef de stam van: vrezen

5. Begeleid inoefenen

Bespreken opdracht 25. 

6. Zelfstandig werken 

Je maakt zelfstandig opdracht 23 t/m 25 op blz 28 t/m 29.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen.