31 jan A2C - present perfect vs past simple

WELCOME
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson

  • Reading
  • Check homework
  • Grammar: present perfect vs past simple
  • Grammar exercises
  • Homework: vocabulary

Slide 2 - Tekstslide




                Read in silence for 10 min 

Slide 3 - Tekstslide

Test jezelf 3.3

Slide 4 - Tekstslide

Present perfect
Has/have + voltooid deelwoord

We have lived here for three years
He has worked here since 2015
They have done their homework


Slide 5 - Tekstslide

When to use the present perfect?

  1. Iets begon in het verleden, is nu nog steeds zo
  2. Iets gebeurde in verleden, nadruk ligt op het resultaat nu
  3. iets gebeurde in verleden, exacte moment niet bekend/belangrijk

Slide 6 - Tekstslide

Present perfect
  • Wat was dat ook alweer?
  • Hoe maak je het?

Ik woon hier 
al 3 jaar

Slide 7 - Tekstslide

Present perfect
  • has/have + voltooid deelwoord

  • Begon in verleden, nu nog zo
  • Gebeurde in verleden, nu resultaat
  • Gebeurde in verleden, wanneer 
      precies niet bekend/belangrijk       



I have lived 
here for 3 years


 

Slide 8 - Tekstslide

Past simple
  • Wat was dat ook alweer?
  • Hoe maak je het?
Ik woonde hier in 2019

Slide 9 - Tekstslide

Past simple
  • Werkwoord + ed of onregelmatige
       vorm!  
 
  • Gebeurde in verleden, is afgerond
(tijd staat vaak in de zin: in 2020, 
last year, this morning, an hour ago)
I lived here 
in 2019

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden
Yesterday, last week, last year, 
in 2017
For, since, yet, never, ever
Past simple cat
Present perfect cat

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
I lived in Assen
in 2015
I have lived in Assen since 2015
Past simple cat woont er niet meer
Present perfect cat woont er nog steeds

Slide 12 - Tekstslide

Let op!


De uitleg van present perfect vs past simple staat in unit 4 
op blz 178 (dus niet in unit 3!)

Slide 13 - Tekstslide

U4L2 grammar
  • Do exercise 4, 5 on p. 145
  • After that, go back to unit 3 and do exercise 9 + 10 on p. 117

We will discuss the answers after about 10-15 min

Homework: study vocabulary lesson 2 p. 133

Slide 14 - Tekstslide

Giving directions
  • Write down directions on how to get to your destination. You can use the expressions on p. 90/91 and vocabulary lesson 3. Do this alone  and in silence. Don't show anyone your destination!

Slide 15 - Tekstslide

  • Groups of 4
  • One of will read out the directions, the other 3 will listen and draw the route on the map. Do you get to the right destination? Take turns.
  • When everyone is done, evaluate. Give everyone a tip and a top.

Slide 16 - Tekstslide

test jezelf 2.3 nog

Slide 17 - Tekstslide

Today's lesson
  • Reading
  • Toets inplannen
  • Look at expressions/vocabulary
  • Writing assignment

Slide 18 - Tekstslide




                Read in silence for 10 min 

Slide 19 - Tekstslide

Test unit 2 
In week 51 (20-24 dec)
Bestaat uit 3 onderdelen (giving directions, recipe, e-mail)
  • vocabulary lesson 3, 4, 5
  • expressions
  • vergelijkingen gebruiken
  • quantifiers (much/many enz) gebruiken
  • past simple


Slide 20 - Tekstslide

Zie blz 71 en blz 92/93

Slide 21 - Tekstslide

Zie blz 92/93
Let op! 'few' en 'little' betekenen weinig
'a few' en 'a little' betekenen een paar/een beetje

I practise singing for a few hours every day
There are few people who can cook like you
I need a little time to prepare
I spend very little money on candy

Slide 22 - Tekstslide

In bevestigende zinnen gebruik je na 'so', 'as', 'too', 'how' wél much/many:

She has got so many talents
I know how much time it takes

Zie ook blz 92/93

Slide 23 - Tekstslide

Do exercise 6, 7 on p. 72/73

Done? Study vocabulary lesson 5 p. 93 (homework for Friday)

Check answers after 10 min

Slide 24 - Tekstslide

relative pronoun
verwijst naar
voorbeeld
who
mensen
she's the girl who helped me
which
dingen/dieren
this is the bike which I bought yesterday
that
mens/dier in zinsdeel waar geen komma voor staat
she's the girl that helped me
whose
bezit
this is the boy whose wallet was stolen
whom
persoon na voorzetsel
this is the man to whom I spoke

Slide 25 - Tekstslide

That i.p.v. who/which : alleen als er geen komma voor dat zinsdeel staat!

The man who/that helped us is very nice
My uncle, who is always busy, helped us yesterday

Slide 26 - Tekstslide

Exercise 10, 11 on p. 82

Done? Relax :-)

Discuss answers after about 10 min

Slide 27 - Tekstslide

For Monday: study expressions p. 90-91


Slide 28 - Tekstslide

End of the lesson

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide