voorzetsels

Hoe was je vakantie?!
😒🙁😐🙂😃
1 / 27
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe was je vakantie?!
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Aan het einde van deze les;

- Ken je de verschillen tussen voorzetsel voor tijd en plaats
-kun je verschillende woordsoorten in een zin benoemen

Slide 2 - Tekstslide

... de kooi

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

... de vakantie

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

voorzetsels die een plaats aangeven
.... de kooi
schrijf er vijf in je schrift

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetsels die een tijd aangeven

..... de vakantie
Schrijf er drie in je schrift

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 9 - Quizvraag

Voorzetsels
Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen voorzetsel?
A
in
B
vaak
C
achter
D
naar

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
op, vanwege, met
C
mooi, klein, blauw
D
negen, twee derde, weinig

Slide 13 - Quizvraag

Na het sporten ga ik onder de douche.
Voorzetsels?

Slide 14 - Open vraag

Tijdens de pauze ga ik vaak naar de kantine met mijn vrienden.
voorzetsels?

Slide 15 - Open vraag

woordsoorten
De volgende vragen gaan over de woordsoorten.
Schrijf in je schrift de volgende woordsoorten op
LW
 ZNW
 BNW
 WW
 VZ 

Slide 16 - Tekstslide

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen werkwoord?
A
spelen
B
voetballen
C
kleren
D
vliegen

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 20 - Quizvraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
werkwoorden

Slide 21 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 22 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
voorzetsels

Slide 23 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
zelfstandige naamwoorden

Slide 24 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
het
kleine
rode
autootje
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Sleepvraag

lidwoord
zelfstandig
naamwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
lidwoord
bijvoeglijk
naamwoord
De 
kinderen
eten
een
lekker
ijsje

Slide 26 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
- maak nu de opdrachten op de elo
tip=Gebruik de link woordsoorten
-klaar? 
Quizlet :extra oefenen 
Quizle: vaste uitdrukkingen (uitdaging)

Slide 27 - Tekstslide