voorzetsels

... de kooi
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

... de kooi

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

... de vakantie

Slide 3 - Woordweb

Wat leer je deze les?
Je weet wat voorzetsels zijn
Je kan voorzetsels benoemen in een zin

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

voorzetsels die een plaats aangeven
.... de kooi
schrijf er 5 op

Slide 6 - Tekstslide

voorzetsels die een tijd aangeven
.... devakantie

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 8 - Quizvraag

Voorzetsels
Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen voorzetsel?
A
in
B
vaak
C
achter
D
naar

Slide 10 - Quizvraag

Voorzetsel of niet?
'naar'
A
voorzetsel
B
geen voorzetsel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
op, vanwege, met
C
mooi, klein, blauw
D
negen, twee derde, weinig

Slide 13 - Quizvraag

Na het sporten ga ik onder de douche.
Voorzetsels?

Slide 14 - Open vraag

Tijdens de pauze ga ik vaak naar de kantine met mijn vrienden.
voorzetsels?

Slide 15 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
werkwoorden

Slide 16 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 17 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
voorzetsels

Slide 18 - Open vraag

In het lange weekend ben ik gaan kamperen.
zelfstandige naamwoorden

Slide 19 - Open vraag

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 20 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag