2H2 8 november 2023 eerste les

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les 2H2
woensdag 8 november
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Aan de slag met samengestelde zinnen blz. 222 (nakijken)
  • Aan de slag met zinsdeelzinnen (blz 226)
  • Afsluiting
Lesdoel:
Ik herken samengestelde, hoofd- en  bijzinnen.
Ik kan in samengestelde zinnen de verschillende zinsdeelzinnen herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe weet je of je met een enkelvoudige of een samengestelde zin te maken hebt. 

Je weet al dat elke zin een persoonsvorm heeft.
bijv. Maandag hebben we vrij.

Heb je één zin, met één persoonsvorm, dan spreken we van een enkelvoudige zin.

Slide 4 - Tekstslide

Een samengestelde zin is een zin die twee of meer persoonsvormen heeft.

bijv. Maandag hebben we vrij en gaan we fietsen.

Slide 5 - Tekstslide

In de enkelvoudige zin zie je dat het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar staan. Daar kan geen woord tussen. 
bijv. Maandag hebben we vrij.
Dat is de hoofdzin.

In een samengestelde zin staan in de hoofdzin ook het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar, maar in de bijzin hoeft dat niet. 

Slide 6 - Tekstslide

We kijken vandaag naar samengestelde zinnen.

Een samengestelde zin wordt door twee of meer zinnen samengesteld.
Hoe stel je zinnen samen, of hoe zie je dag de zin samengesteld is?
We gebruiken daarbij voegwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken
Opdracht 3 t/m 5 op bladzijde 223

Leg je schrift vast open bij het huiswerk.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen paragraaf 11 blz 226
  • Bij een samengestelde zin die uit een hoofdzin en bijzin bestaat, is de bijzin een zinsdeel van de hoofdzin.

  • Een zinsdeel is pas een 'zinsdeelzin' als er een PV in staat.



Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen blz 226
De meest voorkomende zinsdeelzinnen zijn:
  • onderwerpszin (ow-zin)
  • lijdendvoorwerpszin (lv-zin)
  • meewerkendvoorwerpszin (mv-zin)
  • bijwoordelijke bepalingszin (bwb-zin), 'bijwoordelijke bijzin'

Slide 10 - Tekstslide

Zinsdeelzin: hoe pak je dit aan? blz 226
Stap 1: Zoek de persoonsvorm(en). Zet de zin in een andere tijd.
Stap 2: Bepaal of de zin enkelvoudig of samengesteld is.
Stap 3: Samengesteld? Zijn het twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?
Stap 4: Is de zin een bijzin? Zet dan strepen om de zin, zodat het een zinsdeel wordt.
Stap 5: Benoem de zin (ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin). 

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan (blz 226)
Stap 1: vind de bijzin 
Stap 2: vervang de bijzin door één woord (soms twee woorden)
Stap 3: ontleed de hoofdzin
Stap 4: kijk welke grammaticale functie het woord heeft (ow, lv, mw, bwb, etc.)
Stap 5: schrijf de grammaticale functie van de bijzin op. (ow-zin, lv-zin, mv-zin, bwb-zin, nw.deel-zin)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld zinsdeelzinnen blz 226  
Daniël had zich verslapen, omdat hij tot laat had zitten gamen.
  ow       pv                                                  ow                  pv
  • HB, bijzin = omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond. 
  • omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond -> daarom
  • Daniël had zich daarom verslapen.
  • Daarom = bwb
  • omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond = bwb-zin

Slide 13 - Tekstslide

voorbeeld(zinsdeelzinnen blz 226)
a. Ik zal niet snel vergeten dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht.
  • Bijzin = dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht
  • dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht -> dat
  • Ik zal dat niet snel vergeten.
  • Dat = lv
  • dat Marith zomaar voor mij een muffin meebracht = lv-zin

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld:
Omdat ze vanavond moet oppassen, heeft Vienne vanmiddag haar toets geleerd. 

Deze zin gaan we samen ontleden: stap voor stap.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord

Slide 16 - Tekstslide

Je ontleedt dus eigenlijk gewoon de zin.
Alleen de bijzin is één zinsdeel.
En dat noem je een zinsdeelzin.

Die zinsdeelzin is dan het: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling. 

Je zet er gewoon -szin achter


Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Paragraaf 11 Zinsdeelzinnen bladzijde 226 en 227
Opdracht 1 op bladzijde 227 doen we samen.

Maak daarna opdracht 2 en 3 op bladzijde 227.
Werken in stilte
Klaar?
Ga verder met opdracht 4 en 5  op bladzijde 227

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Vragen?

Tot vanmiddag!

Slide 19 - Tekstslide

Tot ziens!

Slide 20 - Tekstslide