H1 Geschiedenis

Bronnen 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Bronnen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

-uitleg bronnen

-opdracht met bronnen

-bekijken digitaal lesmateriaal


Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les weet je?

      -Wat een bron is                                  - Dat er directe en indirecte bronnen bestaan.                           - Dat er geschreven en ongeschreven bronnen zijn




Slide 3 - Tekstslide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 4 - Tekstslide

ongeschreven bron
geschreven bron

Slide 5 - Tekstslide

Bron:
¨Hieruit haal je informatie¨
Ongeschreven bronnen:
Grotschilderingen, Speerpunten,Bodemlagen,Graven Munten en schilderijen.
Geschreven bronnen:
Boeken,Brieven,Rekeningen.

Slide 6 - Tekstslide

Bronnen
  • Een directe bron geeft rechtstreeks informatie over gebeurtenissen en personen uit het verleden.  
  • Een indirecte bron is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar achteraf over schrijft.

Slide 7 - Tekstslide

Directe bron
Indirecte bron

Slide 8 - Tekstslide

Directe en indirecte Bronnen
Directe bron: gemaakt in de tijd waarover de bron informatie geeft.
Indirecte bron: gemaakt na de tijd waarover de bron informatie geeft.

Slide 9 - Tekstslide

Bronnen
  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn 

Slide 10 - Tekstslide

Prehistorie
  • Historie = geschreven geschiedenis

  • Pre = voor

  • Tijd vóór dat mensen konden schrijven 

Slide 11 - Tekstslide

Prehistorie
  • De prehistorie eindigt niet overal ter wereld op hetzelfde moment!

  • Als een volk een schrift ontwikkelt dan begint voor dat volk de historie en eindigt de prehistorie

Slide 12 - Tekstslide


Ander woord voor sporen zijn?
A
handafdrukken
B
bronnen
C
verleden
D
brionnen

Slide 13 - Quizvraag

Een hisoricus gaat op zoek naar:
A
aanwijzingen
B
spullen
C
voorwerpen
D
sporen

Slide 14 - Quizvraag

5. (I/1p) Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is ook alweer een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 16 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 17 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 18 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 19 - Sleepvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een archeoloog?

Slide 22 - Open vraag