1. Begroet je medeleerling. Vraag hoe het gaat. (Je medeleerling reageert.)2. Stel jezelf voor. Vraag hoe de ander heet.
(Je medeleerling reageert.)
3. Vertel hoe oud je bent en waar je woont. Vraag hoe oud de ander is.
(Je medeleerling reageert.)
4. Vertel of je broers of zussen hebt en hoe ze heten. Vraag of de ander broers of zussen heeft.
(Je medeleerling reageert.)
5. Neem afscheid.
(Je medeleerling reageert)