Les klas 2 - Je me présente & la santé 5-1-2021

Bonjour!
Salut!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bonjour!
Salut!

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Je me présente: je suis Mme Homan
Et vous? Qui êtes-vous? 
La tâche de cette semaine
Vocabulaire de la santé 




Slide 2 - Tekstslide

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

l'epaule
les oreilles
le ventre
le nez
les dents
les ongles
les yeux
la jambe
la tete

Slide 6 - Sleepvraag

la santé
l'hôpital
le médicament
tomber malade
la maladie
le médecin
le mal
de gezondheid
het ziekenhuis
de dokter
ziek worden
de ziekte
het medicijn
de pijn

Slide 7 - Sleepvraag

la tête
le pied
le dos
le docteur
le médicament
l'hôpital
l'urgence
la pharmacie
le pharmacien
l'opération

Slide 8 - Sleepvraag

pijn hebben (aan) = avoir mal (à)

Tu as mal au cou.
J'ai mal à la tête.
Il a mal à l'oreille.
Nous avons mal aux yeux. 

Let op!
à + le > au
à + les > aux

Slide 9 - Tekstslide

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 10 - Sleepvraag

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 11 - Quizvraag

fiche d'identité
prénom: Lucas
santé: 3 pizzas, deux hamburgers, dix pains au chocolat
sport: jamais

Slide 12 - Tekstslide

Wat zou het antwoord van Lucas zijn op deze vraag: Lucas tu fais du sport au moins trois fois par semaine?
A
Oui, je fais un jogging chaque jour
B
Oui, je vais à l'école à pied
C
Non, mais je fais du vélo
D
Non, je déteste le sport

Slide 13 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à la genou.
D
Elle a mal aux ventre.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Wij hebben pijn aan onze voeten.
A
Nous avons mal au pied.
B
Nous avons mal à la jambe.
C
Nous avons mal aux pieds.
D
Nous avons mal aux jambes.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je?
Zij heeft rugpijn.

Slide 16 - Open vraag

Hoe zeg je?
Jij hebt hoofdpijn.

Slide 17 - Open vraag

Fiche d'identité
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Waar woon je?
Heb je broers en/of zussen?
Wat zijn je hobby's?

Voorbeeld:
(alles in het Frans! ;) )
La santé
Schrijf een verhaaltje over jezelf en je gezondheid.
Tu es en bonne santé? 
Tu fais du sport? 
Tu dors bien? 
Tu manges beaucoup de légumes et de fruits?

Geef een tip aan je lezer om gezond te blijven.

Slide 18 - Tekstslide

Meebrengen: schrift voor aantekeningen
Ecrire: Se présenter 

A lundi!

Slide 19 - Tekstslide