H2 Hoofd- en bijzaken

Een hoofdzaak is het... van de tekst
A
Doel
B
Onderwerp
C
Belangrijkste
D
De titel
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een hoofdzaak is het... van de tekst
A
Doel
B
Onderwerp
C
Belangrijkste
D
De titel

Slide 1 - Quizvraag


De hoofdzaken vind je altijd...
A
in de inleiding en in het slot
B
alleen in de inleiding
C
in de kern
D
door heel de tekst

Slide 2 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je leert wat hoofdzaken zijn in een korte tekst.
- Je leert wat bijzaken zijn in een korte tekst.
- Je kunt een onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst. 

Slide 3 - Tekstslide

Bijzaken
Wat minder belangrijk is, is een bijzaak. 
Er wordt vaak extra uitleg gegeven over het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

H2 Lezen hoofd- en bijzaken

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
  • Hoofdzaken: de belangrijke zaken uit de tekst.
  • Staan vaak in de eerste zin van een alinea. Soms ook in de laatste zin van een alinea
  • Die moeten in je samenvatting komen!

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdzaken

De belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.


Bijzaken

Minder belangrijke informatie. Deze zinnen maken de hoofdzaken duidelijker. Via: 

  • voorbeeld
  • herhaling
  • uitleg

Slide 8 - Tekstslide

Samenvatting
Om een tekst te onthouden, schrijf je de belangrijkste dingen in een samenvatting. In een samenvatting schrijf je de belangrijkste zinnen van een alinea onder elkaar. 
Begin of eindig met de hoofdgedachte van een tekst.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 10 - Quizvraag

Bijzaken zijn het tegenovergestelde van hoofdzaken.
Dit kunnen zijn:

Let op: meerdere antwoorden zijn goed
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 12 - Quizvraag

WAT IS DE HOOFDZAAK?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 13 - Quizvraag

WAT IS DE HOOFDZAAK?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 14 - Quizvraag

Waar vind je GEEN hoofdzaken?
A
Inleiding
B
Slot
C
Tussenkopjes
D
Voorbeelden

Slide 15 - Quizvraag