4.1 Sta je sterk in je werk+ 4.2 Waar kun je werken
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 - Sta je sterk in je werk?
Paragraaf 2 - Waar kun je werken?
4 mavo
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1 - Sta je sterk in je werk?
Paragraaf 2 - Waar kun je werken?
4 mavo
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je kennen/ kunnen?
Weet het verschil tussen een vaste en een flexibele baan.
Voor- en nadelen kunnen benoemen van het werken in loondienst of werken als zelfstandige.
Ken de ondernemingsvormen en weet je wanneer je kiest voor welke ondernemingsvorm.
Weet welke wetten er zijn om werknemers te beschermen.
Weet wat een CAO is en hoe deze werkt.
Weet welke redenen mensen hebben om te werken.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Welke regel(s) ken jij die de werknemer beschermt?
Slide 4 - Woordweb
Wetten (werk)
Voor wie? = Voor iedereen. Elk bedrijf moet zich hieraan houden
Wat? = Afspraken over lonen, werktijden etc.
Voorbeelden:
Arbowet
Arbeidstijdenwet
Algemene wet gelijke behandeling
(zie de volgende filmpjes)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
CAO = Collectieve arbeidsovereenkomst
Voor wie? = Voor mensen die in dezelfde branche (bedrijfstak) werken of voor grote bedrijven.
Wat? = Aanvullende afspraken over arbeidsvoorwaarden voor deze bedrijfstak (een bedrijf moet zich hier altijd MINIMAAL aan houden)
Wie maakt CAO? = Vakbonden (werknemers) en werkgeversorganisaties
Kenmerken? = Een CAO is altijd gunstiger dan een wet voor de werknemer
Voorbeelden? Een CAO voor de HORECA, de BOUW, ONDERWIJS
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Arbeidsovereenkomst (contract)
Voor wie? = Een overeenkomst tussen werknemer en werkgever
Wat? = Aanvullende afspraken over arbeidsvoorwaarden voor werkgever en werknemer
Door Wie? = Door werkgever en werknemer
Kenmerken? = Een arbeidsovereenkomst is altijd gunstiger dan een wet/CAO voor de werknemer
Voorbeelden? Afspraken over een vrije dag/ vakantie en/of extra afspraken over salaris
Slide 10 - Tekstslide
Arbeidsmotieven
Arbeidsmotieven = redenen om te werken
Geld verdienen
Nuttig of zinvol bezig zijn
Contacten met anderen
Slide 11 - Tekstslide
Vaste baan of tijdelijke baan?
Het grootste deel van de mensen heeft een vaste baan. Je hebt dan een contract voor onbepaalde tijd.
Het aantal flexibele banen neemt tegenwoordig toe. Je hebt dan een uitzendbaan of bent oproepkracht.
Ook een tijdelijke baan (= voor bepaalde tijd) wordt gerekend tot een flexibele baan
Slide 12 - Tekstslide
Loondienst <-> zelfstandige
In loondienst heb je als werknemer een arbeidsovereenkomst met je werkgever --> Afgesproken loon, recht op vakantiedagen en vakantiegeld. Ook ben je zeker van geld (uitkering) bij werkloosheid (de WW) , ziekte (baas betaalt eerst minstens 70% door, daarna WIA) en arbeidsongeschiktheid (WIA)
Zelfstandigenhebben hun eigen onderneming. De winst die ze daarmee behalen, is hun inkomen. Een deel van de ondernemers heeft personeel in dienst, de rest is zzp'er (zelfstandig zonder personeel)
Slide 13 - Tekstslide
Ondernemingsvormen
eenmanszaak
- met personeel
- zonder personeel (=ZZP: zelfstandige zonder personeel)
Vennootschap Onder Firma (VOF: paar eigenaren)
Besloten Vennootschap (BV): Aandelen in besloten kring
Naamloze Vennootschap (NV): Aandelen vrij te verhandelen
Stichting (Voor een bepaald goed doel. Winst MAG wel gemaakt worden, maar moet voor doel van Stichting
Slide 14 - Tekstslide
Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VoF
BV
NV
Eigenaar
directeur (1 persoon)
vennoten (meerdere personen)
aandeelhouders
aandeelhouders
Aansprakelijkheid
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
bedrijf, alleen inleg aandeel (verkopen / kopen alleen met toestemming)
bedrijf, alleen inleg aandeel (iedereen mag verkopen / kopen op de beurs)
Voordeel
- zelf baas
- alle winst voor jezelf
- taken verdelen
- vervanger bij ziekte
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
Nadeel
- privé aansprakelijk
- geen vervanger bij ziekte
- privé aansprakelijk
- winst moet je delen
- winst moet je delen
- winst moet je delen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
www.kvk.nl
Slide 17 - Link
Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer van Kooplieden
B
Kamer van Kopers
C
Kamer van Koopwaar
D
Kamer van Koophandel
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer je een bedrijf begint met een partner en beide partners hebben evenveel rechten en plichten. Welke rechtsvorm begin je dan?
A
VOF
B
BV
C
NV
D
CV
Slide 20 - Quizvraag
Door de risico's die de eigenaar van een eenmanszaak loopt zijn er maar weinig mensen die kiezen voor het starten van een eenmanszaak
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Eenmanszaken zijn altijd kleine ondernemingen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Als een BV of NV failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken
Slide 24 - Quizvraag
Als een eenmanszaak failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
A
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
B
het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken
Slide 25 - Quizvraag
Je bent persoonlijk aansprakelijk bij een...
A
BV en VOF
B
Eenmanszaak en VOF
C
Eenmanszaak en BV
D
VOF en NV
Slide 26 - Quizvraag
Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
Slide 27 - Quizvraag
Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV
Slide 28 - Quizvraag
Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF
Slide 29 - Quizvraag
Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?