Communicatie jaar 2 blok 3 les 3

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

COMMUNICATIE JAAR 2
BLOK 3
LES 3

Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG
* Schrijven 
* Spelling
* Interpunctie

Slide 3 - Tekstslide

NOG EEN KEER: EXAMENS
* 3F (mbo niveau 4)
* Diploma
* Examenbureau
* Onderwijs Online
* ID, woordenboek
* Dyslexie

Slide 4 - Tekstslide

* Niveau 3F (havo/mbo niveau 4)
* Lezen/luisteren
* Schrijven
* Spreken/gesprekken
* #OO Examinering 2019-2020 Herman Brood Academie;
* Examenbureau

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Anna ........  de huur elk jaar een beetje.
A
verhoogd
B
verhoogt
C
verhoogdt

Slide 7 - Quizvraag

Laura heeft zich wel wat dichterlijke vrijheden ........ .
A
veroorlooft
B
veroorloofd

Slide 8 - Quizvraag

Rob ... zich aan de artiest.
A
stoort
B
irriteert
C
stoordt
D
irriteerdt

Slide 9 - Quizvraag

Karsten ... dat Trump moet worden ....
A
vind-vereerd
B
vindt-vereert
C
vindt-vereerd
D
vind-vereert

Slide 10 - Quizvraag

... Martijn dat ook? Wat ... jij?
A
Vind-vind
B
Vindt-vindt
C
Vind-vindt
D
Vindt-vind

Slide 11 - Quizvraag

Langzaam maar zeker ... Roy de vraag die de baas ... .
A
beantwoordde-stelde
B
beantwoorde-stelde

Slide 12 - Quizvraag

De samenleving ... , maar hoe komt het dat deze niet eerder is ... .
A
vergrijst-vergrijst
B
vergrijst-vergrijsd
C
vergrijsd-vergrijsd
D
vergrijsdt-vergrijsd

Slide 13 - Quizvraag

EXAMEN SCHRIJVEN
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 14 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
&
INTERPUNCTIE

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 16 - Open vraag

Gebruik een hoofdletter bij (1):
* begin van een zin (Het begin van de zin was mooi.);
* begin van directe rede (Hij zei: "Ik ben cool.");
* adressering en aanhef 

Geachte heer,

Mijn naam is De Beer.

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik een hoofdletter bij (2):
* namen van instellingen (Raad van State, Tweede Kamer);
* naam voor een heilig persoon of een heilig begrip (Allah, Bijbel);
* familienamen, voornamen, straten, talen, kerkelijke feestdagen etc. (Henk de Beer, Kanye, Bontekoelaan, Hemelvaartsdag).

Slide 18 - Tekstslide

Gebruik een hoofdletter bij (3):
* windrichtingen onderdeel aardrijkskundige naam (Amsterdam-Zuidoost);
* bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van zelfstandig naamwoord met hoofdletter (Franse les);
* bevolkinsgroepen algeleid van een aardrijkskundige naam (Brabander, Zuid-Hollander).

Slide 19 - Tekstslide

Interpunctie

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer plaats je de komma?(1)
  • Voor en na een bijstelling
     ‘Bijleveld, de minister van Defensie, deed een nieuw voorstel.’
  • In een opsomming
    Ik reed door Duitsland, Oostenrijk en Italië.
  • Na de aanhef boven en de slotgroet onder een brief of e-mail
    Geachte mevrouw Perton,     -    Met vriendelijke groet, 
  • Voor en/of na een aanspreking
    Daan, wil jij mij de boter aangeven?

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer plaats je de komma?(2)
  • Tussen twee persoonsvormen
    Nu ik er langer over nadenk, vind ik het geen gek idee.

  • Tussen gelijkwaardige bijvoegelijke naamwoorden
    A Ik erger me aan zijn platvloerse, flauwe grappenmakerij.
    B Ik erger me aan zijn flauwe, platvloerse grappenmakerij.

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer plaats je de komma?(3)
  • Voor onderschikkende voegwoorden
    Hij is ziek, want hij heeft koorts.

  • Voor een uitbreidende bijzin
    ‘Mijn buurman Giovanni, die vroeger een collega van mij was, heeft alles geregeld voor het straatfeest.’

Slide 23 - Tekstslide

THE BEAR EATS, SHOOTS AND LEAVES

"De studenten, die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."

"De studenten die niet goed hadden opgelet, haalden een onvoldoende."

Slide 24 - Tekstslide

Tooltip
  • Als je de zin uitspreekt, hoor je dan een rust? Of een duidelijk verschil in toonhoogte?
    Vaak gebruik je op die plek een komma.

Slide 25 - Tekstslide



Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 26 - Tekstslide

'Enkele' aanhalingstekens
  • Zelfnoemfunctie (gebruik van woord in context die over het woord gaat)
    Het woord ’kerel’ betekent hetzelfde als het woord ’man’. 

  • Betekenis
    Die bestanden kun je op een ’boekenplank’ in je computer zetten. 

  • Ironie/cynisme
    Die ’leuke’ buurman van jou heeft een overval gepleegd. 

  • Naamsvermelding
    Het schilderij ’De Schreeuw’ is over de hele wereld bekend. 


Slide 27 - Tekstslide

''Dubbele'' aanhalingstekens
  • Directe rede 
Mark Rutte verklaarde: ”Dan ga je toch lekker lenen?”

  • Citaat
Met de zin ”Ik ben ein Berliner” maakte de president zich onsterfelijk.

  • Maar
Mijn collega zei: ”Je moet niets steeds ’ja, ja’ zeggen.”

Slide 28 - Tekstslide

Aanhalingstekens, punten en komma’s
  • Het vraagteken wordt alleen binnen de aanhalingstekens gezet als het citaat een vraag is. Voor het uitroepteken geldt dezelfde regel.
    Henk vroeg: ”Wat is dat voor onzin?"

Slide 29 - Tekstslide

Dubbele punt
gebruik je bij:

  • opsommingen; 
  • het gebruik van de directe rede.  

Slide 30 - Tekstslide

Zij zei Joshua is vaak te laat

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

De ; plaats je in de volgende gevallen:

  1. Tussen twee zinnen die zo nauw met elkaar verbonden zijn dat een punt wellicht iets te veel scheiding zou aangeven.

    Niemand had van tevoren gedacht dat Joke zou slagen; zij was immers ziek.

Slide 33 - Tekstslide

2. Bij opsommingen waarvan de delen uit zinsdelen bestaan. 


Voorbeeld:

We zien verschillende mogelijkheden: 
  • meer prullenbakken plaatsen; 
  • statiegeld invoeren; 
  • met corveeploegen werken. 
Bestaan de delen van een opsomming uit hele zinnen dan gebruik je punten en hoofdletters. 

Voorbeeld: 

We zien verschillende mogelijkheden: 
  • We gaan meer prullenbakken plaatsen. 
  • We gaan statiegeld invoeren. 
  • We gaan met corveeploegen werken. 

Slide 34 - Tekstslide

Tooltip:
* Omdat de puntkomma midden in een zin wordt geschreven, komt er nooit een hoofdletter achter (behalve...).
* Twijfel? Gebruik een komma of een punt.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

OPDRACHT OF VERVOLG OPFRISLES

Slide 37 - Tekstslide

MAIL SCHRIJVEN

* Mail schrijven, verslag doen (informeren)
* Drie alinea's, 250 woorden
* Let op spelling (en grammatica)
* Let op woordenschat en woordgebruik (variatie, correct gebruik)
* 25 minuten
* Klaar? Corrigeer tekst buurmensch, bespreek correcties (10 minuten)
* Helemaal klaar? Mail naar rogiervanhout@hermanbroodacademie.nl
* Zie Onderwijs Online 2.2.

Slide 38 - Tekstslide

KLAAR: BRIEF SCHRIJVEN
* Opdracht (e-learning, communicatie jaar 2, opdracht  2.3. of...)
* Je mag overleggen
* Mail naar rogiervanhout@hermanbroodacademie.nl
* Volgende week feedback 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

OPFRISSEN: WERKWOORDSPELLING

Slide 41 - Tekstslide

SPELLING ZWAKKE WW
* Tegenwoordige tijd (smurf)
(stam (+ t))
* Verleden tijd (te/de)
* Voltooid deelwoord ('t sexy fokschaap)
* Bijvoeglijk naamwoord

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

TEST JE NIVEAU: WERKWOORDSPELLING

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/werkwoordspelling-welk-referentieniveau-behaal-jij/

Slide 45 - Tekstslide

ALDUS
* Wat kun je zeggen over werkwoordspelling?
* Wat kun je zeggen over interpunctie?
* Aan welk onderdeel van werkwoordspelling of interpunctie moet je nog werken?
* Nog vragen?

* Oefenen? #OO communictie jaar 2 2019-2020 hoofdstuk 3.

Slide 46 - Tekstslide

VOLGENDE WEEK
Meer en meer schrijven...

Slide 47 - Tekstslide