week 37 - les 2 - Blok 3 schrijven - par 81 tekststructuren

Tekststructuren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Herkennen van een tekststructuur
Belangrijk om de intentie van een artikel te begrijpen. -->Kijk daar dus altijd naar!

Ook bij samenvatting! Dan weet je nl. wat belangrijke informatie is en wat niet belangrijk is (hoofd- en bijzaken).

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de functie van een titel?

Slide 4 - Woordweb

Wat is de functie van een inleiding?

Slide 5 - Open vraag

Welke aandachttrekkers ken je?

Slide 6 - Woordweb

Aandachttrekkers bij belangstelling wekken:
  • een (grappige) anekdote
  • een of meerdere voorbeelden
  • een opmerkelijke stelling die je standpunt meteen duidelijk maakt
  • een of meerdere vragen die de lezer aan het denken zet
  • een historische verwijzing
  • een citaat
Het onderwerp introduceren
  • de aanleiding voor het schrijven van het artikel
  • korte uitleg over het onderwerp
  • benadruk het belang van het onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Op welke manier kun je een tekst afsluiten?

Slide 8 - Woordweb

samenvatting
conclusie
afweging
aanbeveling
oproep
toekomstverwachting


een uitsmijter is een opzienbarende uitspraak of een zeer verrassend voorbeeld.

Je kunt ook afsluiten met een retorische vraag. Bv. in een betoog kun je hiermee jouw standpunt nog eens extra mee onderstrepen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een hoofdgedachte?

Slide 10 - Woordweb

Hoofdgedachte
een hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste dat er over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een uiteenzetting?

Slide 12 - Open vraag

Welke tekststructuren kent de uiteenzetting?
A
indelingsstructuur, verklaringsstructuur en voordelen-nadelenstructuur
B
verklaringsstructuur, stelling-argumentenstructuur
C
indelingsstructuur, verklaringsstructuur en tijdsstructuur
D
indelingsstructuur en probleem-oplossingsstructuur

Slide 13 - Quizvraag

Een indelingsstructuur ziet er als volgt uit:
A
Wat is het onderwerp? Welke aspecten worden behandeld? Welke verklaring ligt voor de hand?
B
Wat is het onderwerp? Welke kenmerken heeft dit onderwerp? Welke verklaring ligt voor de hand?
C
Wat is het verschijnsel? Hoe was dit vroeger? Welke conclusie kun je uit de ontwikkeling trekken?
D
Wat is het onderwerp? Welke aspecten worden behandeld? Wat is, samengevat, het belangrijkste?

Slide 14 - Quizvraag

Welke twee tekststructuren kent het betoog?

Slide 15 - Open vraag

Wat is een beschouwing?

Slide 16 - Open vraag

Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting EN bij een beschouwing gebruiken?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
verklaringsstructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
stelling-argumentenstructuur

Slide 17 - Quizvraag

Vaste tekststructuren 

voor-en nadelenstructuur
stelling-argumentenstructuur
indelings/aspectenstructuur
verklaringsstructuur
probleem-oplossingsstructuur
tijdsstructuur
onderzoeksstructuur
vraag-antwoordstructuur(niet per se een interview. Welke antwoorden zijn er op de vraag in de inleiding)

Combineren kan ook!

Slide 18 - Tekstslide

Welke voorbeelden van functies van tekstgedeeltes ken je?

Slide 19 - Woordweb

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 20 - Woordweb